Na afloop van een congres raakte ik gesprek met twee Delftse studenten die ik niet eerder had ontmoet. Ze kwamen er achter dat ik ook uit Delft kom. Vroeg een van hen: ‘Wat studeer je dan?’
Toen ik in de lach schoot, zei hij: ‘O, wacht, ben je misschien net afgestudeerd of zo?’
Een taxi bracht me van station Zwolle naar mijn afspraak. De taxichauffeur zei laconiek: ‘Na drie maanden wist ik dat een taxi rijden niets voor mij was. Dat was tien jaar geleden.’
Even later zei hij: ‘Ik ga bijna met pensioen, dus het wordt langzaamaan tijd om iets anders te vinden.’
Niet iedereen is belast door de obsessie met geluk.
Vrijdagmiddag verzorgde ik een lezing over internetveiligheid bij de Rijksacademie voor Financiën.
Een van de aanwezigen was Coen Teulings, de directeur van het Centraal Planbureau. Hij gaf me een hand, bekeek me van top tot teen en zei toen tegen de organisator: ‘Mensen die zich met internet bezighouden zien er altijd een beetje raar uit.’
Ik droeg een donkerbruin pak met daaronder een lichtgeel overhemd en gele das. Die combinatie had ik nooit eerder aangehad. Ik had een klein geluksmoment beleefd toen ik mezelf die ochtend in de spiegel had bekeken.
‘Beter dan dit wordt het niet,’ zei ik.
‘Nee, ik zie dat je erg je best hebt gedaan,’ zei Teulings.
Niet iedereen maakt mooie bochten met de Segway: "The multi-millionaire owner of the Segway company died in a freak accident yesterday when he rode one of the high-tech two-wheel machines off a cliff and into a river."
De vakantie is aangebroken. Dat had ik een week eerder moeten constateren, maar goed. Morgen gaat het internet uit.
Er resteert alleen nog de mededeling dat degenen die interesse hadden in de tekst van mijn oratie, de voordracht die een gepensioneerde ingenieur uit zijn slaap hield, zij deze alhier kunnen downloaden.
Tot 1 augustus.
Gisteren was ik begeleider van de schoolreis van Vera’s klas. Er waren bijna alleen vrouwelijke begeleiders. Ik weet niet of het opzet was, maar de twee wildste jongetjes, beide vijf jaar, waren in mijn groepje ingedeeld.
Mijn vrouw vroeg per sms of alles onder controle was. ‘Ik heb de wind er flink onder,’ schreef ik terug.
Halverwege de dag liep ik na het zoveelste toiletbezoek met een van de wilde jongetjes terug naar de groep. We zwegen een poosje. Toen vroeg hij op beschouwende toon: ‘Meneer de pappa van Vera, waarom zegt u zo vaak sorry?’
Ik vond dat een verontrustende vraag.