Tijdens het ontbijt, vraagt mijn dochter: “Pappa, mag ik nu die meneer?”
“Mag je nu die meneer? Welke meneer?”
“Die lekkere meneer.”
“Ik snap het niet. Wie bedoel je?”
“Euh.” Ze fronst haar wenkbrauwen en zet haar wijsvinger tegen haar voorhoofd. “Ik weet niet meer hoe die heet. Die meneer die ik had gekregen bij het feestje van Rafaël.”
“Ah. De Lange Jan, bedoel je.”
“Ja, zo heet die. Mag ik die nu opeten?”
“Nee.”
Voor de tweede keer in korte tijd merkt iemand op dat mijn site geen RSS-feed zou hebben. Misschien omdat het betreffende knopje verdwenen is. Browers geven dat tegenwoordig immers zelf aan. Afijn. Voor de handmatigen onder u: http://bijzinnen.com/rss.
Ik sprak iemand die een discussieavond van de gemeente ging leiden in Amsterdam Zuidoost.
‘In de Bijlmer, dus,’ zei ik.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Je mag geen Bijlmer meer zeggen.’
Terwijl ik daar over nadacht, zei hij: ‘Zwartjes mag ook niet meer.’
Een collega kwam mijn kamer binnen en zei: ‘Dus jij hebt hier een vogelkooitje hangen?’ Ik wees naar het kooitje boven mijn deur. ‘Kijk zelf maar, daar lijkt het toch op?’ Hij keek, fronste een ogenblik zijn wenkbrauwen en concludeerde toen: ‘Je bedoelt een vogelhuisje.’ Ik staarde hem aan en zei toen gegeneerd: ‘Je hebt gelijk.’ Ik wilde nog iets zeggen, maar hij was alweer weg. Lezers attenderen me regelmatig op fouten. Ook op kinderlijke taalfouten. Daar ben ik ze dankbaar voor, maar het laat me verder onberoerd. In dit geval had ik echter even het onbehaaglijke gevoel dat de fout een symptoom was van iets ernstigers. Ik corrigeerde de fout met tegenzin, alsof dat niet de juiste handeling was.
[[image file="vogelkooitje.jpg" ]]
Ik had bedacht dat ik afgelopen vrijdag mijn laatste stukje van 2009 zou plaatsen, om daarna met goed fatsoen tot 4 januari te kunnen pauzeren. Zo ging het niet. Het is een triviaal soort verlies dat je eenvoudig zou moeten kunnen incasseren. In mijn geval duurde het vijf dagen. Ik neem goed fatsoen serieus. Zonder tastbaar resultaat, overigens. Er komt geen plaatsvervangend stukje meer. Ik ga nu zwarte kousen, maat 39, voor mijn schoonzus kopen. Daarna nemen Jules en ik de trein naar Limburg. Tot 4 januari.
Ik ratelde. Anderhalf uur lang. De journalist stelde simpele vragen die tot wijd vertakte antwoorden leidden. Omdat ik geen boodschap had, holde ik langs alle takken. Mijn diepste angst is dat ik niets te melden heb. We spraken al snel niet meer over het rapport, maar over een ander deel van mijn onderzoek. Daar dat het nieuws. Na afloop had ik spijt. Het verhaal dat ik al hollend had weggegeven, had ik zelf publiek willen maken. Ik overweeg de journalist op te bellen, maar weet niet precies met welk voorstel.