Zoet donker bier 2

Eerder: 1.

Maar dit jaar wilde ik niet meelachen, godverdomme.
Drinken hielp, had ik gemerkt. Dus ik dronk. Meestal had ik steeds minder zin in bier als het later werd. Op het eind van de avond nam ik nog amper glazen van de dienbladen bier die langskwamen. Ik zag hoe de jongens juist sneller gingen drinken. Sommigen kotsten halverwege de avond en dronken dan weer verder. Dat was wilskracht. Dit jaar ging ik niet zeiken en doordrinken.

Vandaag was de optocht. We dronken al twee dagen en het hielp.
Normaal liepen we mee in de optocht met een carnavalswagen. Maar we hadden deze keer geen zin gehad om er een te bouwen. Iemand riep dat we gewoon allemaal vuilnis op de wagen moesten gooien. Dat vonden we een gaaf idee. Pas daarna kwam Ron met het motto: er rijdt steeds meer troep mee in de optocht. Je moest een motto hebben en dit was een goed motto.
Vuilnis op de wagen – het klonk makkelijker dan het was. De eerste vuilniszakken die we van thuis meenamen lagen als een molshoopje in het midden van de carnavalswagen. Toen we vorig jaar met de groep op de wagen hadden gestaan, was me niet opgevallen hoe uitgestrekt tien bij drie meter is. Uiteindelijk reed Har met het busje van het schildersbedrijf waar hij werkte een paar keer naar een vuilnisbelt bij Stokkem, aan de overkant van de Maas. Daarna had Har ook nog het motto geschilderd op de grote houten platen die aan de zijkant van de wagen hingen.

Vanochtend verzamelden we bij café Tilly. Frank had de tractor bij zich. Nadat die aan de wagen was gekoppeld, gingen we bij Tilly aan de bar zitten. Eerst koffie, daarna weer bier. De schlagermuziek stond nog zacht.
Har en Frank waren bezig het optochtnummer voorop de tractor te bevestigen met ijzerdraad. We hadden nummer 14. Vroeger hadden we wel eens een nummer in de veertig gehad, maar de optocht werd elk jaar korter.

Om half twee vertrokken we naar de opstelplaats. Iedereen had armgaten en een hals in een vuilniszak geknipt en de zak over zijn jas aangetrokken. Sommigen hadden een tweede vuilniszak als een soort tulband om het hoofd gedraaid en vastgeplakt. We liepen met de wagen mee.
Bij de opstelplaats werd het eerste krat aangebroken. Na een kwartiertje kwam de optocht schuifelend in beweging. Dat was nog het meest vermoeiend: anderhalf, twee uur lang schuifelen. Als je zou kunnen doorlopen stelde het niks voor.
Het publiek langs de kant applaudisseerde lauw. Er waren maar weinig wagens dit jaar, dus zelfs onze wagen kreeg applaus.
Langzaam kwamen we in de stemming. De vermoeidheid van de vorige avonden zakte weg en we werden melig van het geklap en geschuifel. Na een uur waren de drie kratten bier op de wagen leeg. Ik had voor de zekerheid nog snel twee flesjes in mijn jas gestopt, ook al was het flesje in mijn hand nog bijna vol. Bert rende vooruit, om een paar kratten van zijn ouders te pakken. De optocht kwam halverwege de route door zijn straat.

Frank en Ron renden rond met een opengescheurde vuilniszak en dreigden die op mensen in het publiek te gooien. Dat had succes. Het applaus werd wat voller.
Af en toe keek ik naar de toeschouwers en probeerde te zien waar mijn vader stond. Maar ik wist niet wat hij aanhad. Gisteren was hij als viking de cafés afgegaan. Vandaag was ik te vroeg weggegaan om te zien wat hij had aangetrokken. Ik zou hem nog wel tegenkomen vandaag. Zoals ik met de jongens op stap ging, ging hij mee met “de mannen,” zoals hij het zei.
Frank en Ron gingen op de wagen zitten. Even gebeurde er niks. De toeschouwers keken naar ons en wij naar hen.

(Wordt vervolgd.)

Zoet donker bier

(Een herschreven versie van een oud stukje, bedoeld voor een tijdschrift, maar niet literair genoeg bevonden omdat het 'urgentie mist' en te 'anekdotisch' is. Dat kan kloppen. Dus nu als mini-serie op bijzinnen.com.)

Ik wilde ook lachen dit jaar. Zoals Misjel, Frank, Peet, Har, Lei lachten.
    Zelfs zoals Bert, die bijna stikte in het lachen toen hij met zijn middelvinger het konijn van zijn zus tussen de achterbenen kriebelde. We zaten met zijn allen in carnavalskleding in de woonkamer van zijn ouders te wachten tot we compleet waren. Het konijn begon tegen Berts hand aan te rijden en kwam klaar in seconden. Dan zei Bert gadverdamme en moest hij hoesten van het lachen. Zijn linkerhand hield hij voor zijn hoestende mond, zoals het hoort, terwijl hij de rechter, nat met konijnenzaad, dreigde af te vegen aan een van ons. We stoven uiteen. Schreeuwend en lachend. Vooral schreeuwend.
    Of zoals Ron, die zijn broek openmaakte terwijl we in de rij bij de kassa stonden van het gemeenschapshuis waar het vrijdagavondbal was. Dat was de tweede avond van carnaval, vorig jaar. Ron zei dat hij ontzettend moest zeiken. Niemand reageerde. Toen deed hij zijn broek open en begon te zeiken. Hij raakte de achterkant van Peets badjas ? Peet ging elk jaar naar carnaval in dezelfde badjas, vijf dagen lang. Peet sprong weg, schreeuwend. Ron achtervolgde hem, zeikend. Hij rende met zijn heupen naar voren gedrukt, piemel in de hand en een gouden straal voor hem uit. Hij kwam adem tekort om te rennen, pissen en lachen tegelijkertijd. Na een paar seconden liet hij Peet gaan en begon hij iedereen te achtervolgen. Op de betontegels kon je precies zijn spoor volgen. De rij bij de kassa rende alle kanten op. Ik wist te ontkomen, net als de meeste van ons. Toen zijn straal eindelijk verslapte, kwam het laatste restje op zijn eigen benen. We lachten tot we voorbij de kassa waren.

Dat was vorig jaar. Of eigenlijk elk jaar.
    Ik lachte mee. Vond het ook grappig. Maar de jongens lachten niet mee, ze lachten zelf, met alles wat ze hadden, konden het niet tegenhouden. Het was groter dan henzelf. Ik had altijd het gevoel dat zij iets wisten dat ik niet wist, waardoor ik net teveel moest nadenken waarom iets grappig was. Dan bleef alleen meelachen over.
    Ik kon de grappen zelf niet bedenken. Soms hield ik mezelf een minuut afzijdig en probeerde iets lolligs te verzinnen, maar dit waren geen grappen die bedacht konden worden. Een grap maken leek meer op de vloeiende beweging waarmee Frank kippen de nek omdraaide bij hem in de garage ? iets ambachtelijks, dat met routine en overtuiging te maken had, niet met creativiteit.
    Har liet zich gisteravond voor verschillende meisjes op de knieën vallen en drukte zijn gezicht in hun kruis. Hij schreeuwde iets over naar het kattenoog kijken. De meisjes renden gillend weg. Dat was bijvoorbeeld grappig. Het zou niet in me opkomen.
    Ik wist niet zo goed waarom ze me meevroegen. Misschien had Peet gezegd dat ze mij ook wel mee konden vragen ? Peet was aardig. En dan ging ik mee. Meelachen.

(Wordt vervolgd.)

Afstrepen

Niemand zit er op te wachten, maar toch: meer eenregelige recensies over de stapel op mijn nachtkastje. In het kader van ?Een mening, best belangrijk.?

Saturday, Ian McEwan
Uiterst bekwaam geschreven boek met teveel mooie zinnen die maar op twee punten wisten te boeien: ironische observaties over de demonstraties tegen de Irak-oorlog en een langgerekte beschrijving van een potje squash.

De wereld als markt en strijd, Michel Houellebecq
Onbegrijpelijkerwijs als ?verontrustend? ervaren boekje met grappige theorettes over menselijk paargedrag.

Nooit meer slapen, W.F. Hermans
Tweede helft van het boek is fijn wanhopig, maar eerste helft beschrijft de trivialiteit der wetenschap en is qua scherpte achterhaald door Onder professoren en Het bureau.

Franny and Zooey, J.D. Salinger
Boek dat leest als toneelstuk, met langgerekte dialogen over zingeving die af en toe citeerbaar zijn.

Een hand kan niet klapt, Kees Beekmans

Geen roman, maar desalniettemin subtiel geschreven boek vol fantastisch fout Nederlands en typeringen van leerlingen op zwarte scholen.

Ik had het boek van Beekmans bij me op Buitenkunst. Verschillende malen per dag citeerden L., T., en ik het volgende Sinterklaasgedicht van Marokkaanse afkomst:

Wat viese meisje ben jij en ik hou
Heelemaal niet van jouw.
Het spijt me!
Sorry en bedankt

We ontdekten dat het gedicht zich eenvoudig liet aanpassen voor andere gelegenheden met onaangename mensen. Sorry en bedankt.

Aan mijn amoebe 7

Eerder: 1, 2, 3, 4, 5, 6.

Je moeder en ik hebben een verstandshuwelijk. Gelukkig. In De geschiedenis van mijn kaalheid fluistert een man in het oor van zijn zoon: ?De beste huwelijken zijn verstandshuwelijken. Passie is iets voor hysterische vrouwen.?
    En loopbaancoaches ? zou ik daaraan willen toevoegen.
    De ernst waarmee veel mensen praten over passie, lijkt nog het meest op een geloofsbelijdenis. Het geloof in een beter leven. De meeste kerken waren zo verstandig om de dood als praktische barrière op te werpen tussen nu en het betere leven. Dat vermindert de kans op ontevreden klanten die verhaal komen halen.
    De coach en de gecoachte hebben dus een andere barrière moeten aanleggen. ?Ben ik echt gelukkig in mijn werk?? dienen mensen zich af te vragen. Zolang het antwoord is
?Nee,?
of
?Ik mis toch een stukje bezieling,?
of
?Soms droom ik ervan om de ruimtelijke ordening de rug toe te keren en een kruidentuin te beginnen,?
blijft de belofte op een beter leven gehandhaafd. Die barrière blijkt even effectief als de dood.

Een verstandshuwelijk werkt als volgt.
Ik las de krant.
Je moeder las de krant.
Ze zei: ?Het is in orde als je straks de navelstreng niet wilt doorknippen.?
?Sorry?? zei ik.
?Het is in orde als je straks de navelstreng niet wil doorknippen.?
Het was voor het eerst dat ik me voorstelde wat het doorknippen van een navelstreng inhield. Ik maakte me enigszins bezorgd over de scherpte van de schaar. Navelstrengen leken me vlezige koorden die bij daadwerkelijke doorknipping onverwacht taai bleken ? als de riblapjes die mijn moeder, jouw oma, vroeger te lang liet pruttelen, omdat pap en de kinderen niet tegelijk thuiskwamen, maar het wel fijn was als het eten klaar stond.
?Oké,? zei ik uiteindelijk.
?Dat je je niet schuldig voelt, als je daar staat en gevraagd wordt om het door te knippen.?
?Oké.?
Toen las ze weer verder in de krant.
Ik dacht nog even na, of er nog dingen waren die ik tegen je moeder moest zeggen. Of afspraken die ik haar via Outlook moet toesturen.
Er was niks.
Ja, jouw aankomst. Maar jij hebt nog geen Outlook. Dat is het eerste wat we gaan regelen, binnenkort.

En passant 17

- Maar verder voel ik me helemaal geen rock-ster.
- En wie is daarvoor verantwoordelijk?


(Bleek meisje met gaaf gebit en grote billen tegen tegen ernstig kijkende jongen met krullen, perron 6, Den Haag HS.)

Onvoldoende rechten

Is het al begonnen?
Nee, het is nog niet begonnen.
Het grote aftellen, dat is begonnen.

Soms denk ik er uren niet aan.
Dan schrik ik zachtjes, dat ik het even vergeten ben.
Alles is onder controle en zonder nieuwe informatie blijf ik niet bij de les. Er moet een positieve typering zijn van die eigenschap, maar die schiet me nu niet te binnen.

Niet iedereen heeft dat probleem. Gisteravond had ik per ongeluk mijn telefoon niet bij me. Toen ik thuiskwam werd me de les gelezen door de VIHB. Het was de eerste les tot dusver. Hij was duidelijk en didactisch verantwoord. Veel herhaling en hapklare brokken ? voor mensen met een korte aandachtsboog, zoals ik.

Sinds ik getrouwd ben heb ik trouwens ook ontdekt dat de VIHB in allerlei kabels kleine knoopjes legt. Eerst was het de kabel van de koptelefoon. Daarin zaten zoveel knoopjes dat het een soort dropveterbal was geworden. Daarna vond ik de gewurgde oplaadkabel van de telefoon, de gemacraméde voedingskabel van de laptop en de verwarde stroomkabel van de staafmixer. Als ik haar erop wijs, kijkt ze net zo verbouwereerd als ik.

O, en sinds ik getrouwd ben, win ik met squash.
Nee, echt.
Drie overwinningen op rij, van zowel D. als W.
Terwijl ik jarenlang nooit won. Letterlijk nooit, ja.
Het is geen trendbreuk, maar een herziening van de natuurwetten.

Mijn haar zit trouwens ook veel beter.

Het enige minpuntje is dat ik ben gedegradeerd op mijn werk. Ik was stiekem admin voor mijn pc, maar nu ben ik een gewone, rechteloze user ? het plankton van de systeembeheerdershabitat.
Ik belde de centrale help desk, of ik een desktop search tool mocht installeren.
?Dan maak ik even een call voor u aan,? zei de jongen.
?Fijn,? zei ik.
Later belde er iemand anders terug.
?U wilt Google Desktop?? zei de man.
?Nee, Copernic,? zei ik.
?Dat kennen we niet.?
?O. Maar het is veel beter dan Google Desktop?
?Maar we kennen het niet.?
?O.?
?Dus u wil Google Desktop.?
?Ja, graag.?

Ik dacht: als hij nou langskomt, dan maak ik even een nerd grapje en laat ?m dan Copernic zien. Als we een beetje nerdig kunnen bonden, installeert hij Copernic en laat de adminrechten voor mijn pc staan.

?Wanneer komt u langs?? vroeg ik.
?Ik kom niet langs. U mag even op ?accepteren? drukken.?
Er verscheen een venstertje op mijn desktop. Ik klikte op accepteren.
?Ik heb nu even uw computer overgenomen.?
Mijn muispijltje bewoog magisch over het scherm. Het was bijna ontroerend.

Om Google Desktop te kunnen installeren gaf hij mijn username adminrechten.
Ik maakte een praatje over hoeveel passwords hij op een dag moest intikken.
?O, best wel veel.?
De installatie was klaar. Hij nam me de adminrechten weer af.
Via de telefoon ben ik niet zo goed in bonden.
We hingen op.
Ik probeerde een extensie voor Firefox te installeren. Er verscheen een uitroepteken.
?U heeft onvoldoende rechten om deze handeling te voltooien.?

Ik kan dus binnenkort wel een kind verneuken, maar mijn pc is veilig.