De partnerles (slot)

(Wat er voorafging.)

De yogalerares kijkt naar de groep. Ze taxeert ons, zoals ik net haar huis taxeerde.
Dan brengt ze de vrouwen op de hoogte van een rampzalig vroeg begonnen bevalling van een medecursist. Ondertussen tast haar hand naar de afstandsbediening van de Zweedse muziekinstallatie. Die ligt tussen enkele glanzende stenen die vermoedelijk niet te onderschatten gezondheidsvoordelen bieden. Haar slechte nieuws wordt overdadig begeleid door sitarklanken, tot de vrouw eindelijk de volumeregeling heeft gevonden. Ook dan is het nog niet naar haar zin. Ze draait zich naar de installatie en maakt een wuft gebaar. Zonder dat ze de glanzende zwarte doos aanraakt glijdt er een paneel open. Ze drukt op enkele knopjes.

Er volgt een les met weinig yoga en veel theorie over hoe je geacht wordt te bevallen. Het belangrijkste kenmerk van die theorie, zo begrijp ik na enige tijd, is dat het onmogelijk is om correct te bevallen.
Mijn vrouw ziet nogal op tegen de bevalling en dat lijkt me een alleszins rationeel standpunt. De meeste middelen om de zaak draaglijker te maken, worden door de yogalerares systematisch in diskrediet gebracht.

Aan het einde van de les wordt geïnventariseerd of de mannen de volgende week ook weer meekomen. Ook dat blijkt een soort partnerles, hetgeen enige verwarring binnen de groep oplevert. Eigenlijk zijn alle lessen partnerlessen, merkt de lerares zuinigjes op.

Mijn vrouw vraagt of ik dan ook weer meekom.
Ik glimlach en zeg dat we dan even de oppas moeten bellen.
Andere mannen lachen ook.

Dan gebeurt er iets vreemds.
Ineens gonst het dat de mannen niet meekomen.
Even later wordt officieel vastgesteld: de mannen komen niet mee.
Ik weet niet waar dat het gerucht is ontstaan.
Maar ik ben dankbaar.
De andere mannen lachen nog steeds, maar nu van opluchting.
De vrouwen dringen niet aan.
Integendeel. Ik verdenk ze ervan dat zij het gerucht hebben verspreid.

Als we weer thuis zijn, hervat ik mijn werkzaamheden aan de zojuist aangeschafte fietskar.
Mijn vrouw zegt: Zwangerschapsyoga en een fietskar, gelukkig vinden we het niet erg om burgerlijk te zijn.
Ik knik glimlachend en hoop dat ze gelijk heeft.

De partnerles

Donderdagavond, half negen. In de hal van een statig herenhuis verzamelt zich een tiental stelletjes. Echtparen, is waarschijnlijk een nauwkeuriger aanduiding. Maar dertigers zijn mensen die graag vertellen dat ze nog moeten wennen aan termen als ‘echtpaar’ en ‘mijn vrouw’.

Er wordt vriendelijk geknikt en gegroet.
De vrouwen wijzen de weg, de trap op, de geur van de wierook achterna.
We doen onze schoenen uit en verdelen ons over de matjes in de kamer. Er staat een sitar tegen de muur, maar het geluid komt uit een sobere zwarte muziekinstallatie van Zweeds design.

Ik kijk om me heen naar de mannen.
Ze zoeken zich een houding op het matje.
Knielend of de benen over elkaar gevouwen of tegen de muur hangend.
Witte dertigers, glimmende huid, doorvoed, vriendelijk, vol goede wil, gehuld in kleding die je eerder eigentijds dan modieus zou noemen. Spijkerbroeken, overhemden, truien met hier en daar een Engelstalig woord.
Hier zitten we dan, de burgerij, de ruggegraat van de economie, het marketingsegment dat smeekt om authenticiteit, de kern van elk electoraal succes, de mensen aan wie je iets kan overlaten, de kopers van kinderkarren en weekendjes in Maastricht, want we werken niet alleen aan onze carrière maar ook aan onze relatie. Men heeft ons uitgelegd dat dat moet en nu vinden wij dat ook.

Sommige mensen vragen zich af wie ze zijn, suggererend dat ze een mysterie zijn dat doorgrond moet worden.
Zelf heb ik meer last van een gebrek aan mysterie.
Ik kijk om me heen naar de mannen.
Dit ben ik dus.
Ik probeer de mannen met meer mededogen te bekijken.

We zijn allemaal gekomen voor de partnerles.
Geen van ons heeft gedacht: samen leren ademen, dat is liefde.
Maar we zijn er wel.
We zijn niet zwanger en dat schept verplichtingen.
De matjes zijn langwerpig en we hebben allemaal achter onze vrouw plaatsgenomen.
We lachen teveel. Ongemak vormgegeven als beleefdheid.

Ik bestudeer het pand, het glas in lood, de deurkozijnen, het siergips aan het plafond.
Als mijn blik terugkeert naar de groep, zie ik dat een andere man ook taxerend het onroerend goed opneemt.
Ik kan niet zeggen dat ik veel locaties heb bezocht waar zwangerschapsyoga wordt verzorgd, maar in beide gevallen kreeg ik het idee dat het doceren van yoga een manier was je te verhouden tot materieel succes, en wellicht tot de lange avonden wanneer je man ergens buitenshuis bezig is dat succes af te dwingen.

Het duurt even voor de yogalerares zich bij ons voegt.
Als ze heeft plaatsgenomen op haar matje, is haar eerste woord: ‘Zo.’

(Morgen het slot.)

Zwijgende commando-eenheid

Na de presentatie bij de opdrachtgever haast ik me terug naar Gare du Nord. Het heeft iets nonchalants, een retourtje Parijs voor een bijeenkomst van twee uur. Ik was vergeten hoe dat voelde, nonchalance.
    De avondspits heeft de wagons van lijn 9 volgeladen.
    Naast me zit een jonge vrouw zich op te maken. De vrouw tegenover haar, zelf aanzienlijk minder aantrekkelijk, slaat het wantrouwend gade.
    We passeren een serie kleine stations waar weinig mensen in- of uitstappen.
    Ik kijk uit het raam om te zien waar we zijn. Richelieu Drouot.
    Het perron aan de overkant is leeg, op twee oudjes na. Een grijze man in een muts en winterjas werkt zich systematisch door de inhoud van een prullenbak. Een meter of drie achter hem staat de vrouw, voorovergebogen over een stok. De panty’s om haar benen vertonen gaten. Ze is minder warm gekleed dan de man – een vestje over een bloemetjesjurk, van het soort dat mijn oma’s droegen, en sandalen aan haar voeten.
    Ze kijkt speurend in beide richtingen het perron af. Misschien staat ze op wacht.
    De man woelt verder, haalt een krant uit de prullenbak, bekijkt die vluchtig en stopt hem weer terug.
    De vrouw schuifelt iets dichterbij. De zolen van haar sandalen komen niet los van de stenen stationsvloer.
    Dan klinken de waarschuwingstonen en sluiten de deuren van de wagon zich.
    De man kijkt achterom naar de vrouw en knikt met zijn hoofd richting uitgang.
    De vrouw knikt bevestigend.
    Terwijl de metro optrekt, stappen ze behoedzaam achter elkaar over het perron, op weg naar de trap. De vrouw kijkt nog eens achterom, maar vooralsnog blijft het gevaar uit.
    Ik verdwijn in de donkere tunnel. In gedachten zie ik ze naast elkaar liggen in een groezelig bed tegen de muur van een vervallen appartement. Twee mensen door een onbekend lot aaneengesmeed tot een zwijgende commando-eenheid achter vijandelijke linies.
    Even ligt de liefde binnen handbereik – mijn vrouw en ik, oud, schuifelend door de stad als een zwijgende commando-eenheid. Maar al snel besef ik dat we beide lijden aan een gebrek aan vijanden.

Van oude koeien, en de dingen die voorbij gaan

Internetoudjes herinneren zich nog Kiers. Hij liet op allerlei weblogs commentaren achter die vaak lezenswaardiger waren dan het stuk waar ze onder stonden.
    Ooit kwam ik een lezer van Bijzinnen tegen die vertelde mijn stukken over te slaan en meteen naar Kiers’ commentaar door te klikken.
    Kiers ontvouwde eens de prachtige theorette dat mannen eigenlijk van mannenbillen houden; slank, strak en gespierd. Zelf had hij een vriendin met een royale bilpartij die buiten dat esthetische ideaal viel en dit was zijn manier om het ideaal te diskwalificeren.
    Niet lang daarna schreef Kiers zijn eigen In Memoriam en verdween van de internets.
    In de roman heb ik zijn theorette in de mond van een homoseksueel personage gelegd. Ik moest er ineens aan denken toen ik het kopje “Billenmannen” zag staan boven een bespreking van het boek in het universiteitsblad van de TU Delft.
    Naast deze oude koe, het stuk verscheen al voor de Kerst, twee iets minder oude koeien: een interview in Schrijven Magazine en een bespreking in Natuurwetenschap & Techniek.

[[image file="schrijvenmagazine.thumb.jpg" ]]

[[popup file="TNW.jpg" description="(thumbnail)" ]]

O, en tot slot, Bijzinnen is opgenomen in de favorietenlijst van Vrij Nederland. In de categorie Opinie. Blijkbaar doe ik aan opinie. In alle eerlijkheid, dat was even slikken.

Maand tweeënveertig

Lieve Vera,

Deze maand had je vooral honger. De honger was niet nieuw, het obsessief melden daarvan wel. Je was een actrice die haar eerste rolletje had gekregen en wanhopig alle variaties uitprobeerde van de schamele hoeveelheid tekst die haar moest ontrukken aan de anonimiteit.
    In jouw geval bestond de tekst uit drie woorden: Ik heb honger.
    Vier woorden voor smeekbedes: Ik heb honger, pappa.
    In alle eerlijkheid, je gesmeek was weinig overtuigend. Meer zelfmedelijdend gejammer. Onthoud dit: zelfmedelijden roept eerder walging op bij het publiek dan sympathie. Het is veel effectiever hun medelijden op te wekken door je leed met waardigheid te dragen. Waardigheid, dat vinden de mensen mooi. Het ontslaat hen van de onaangename gewaarwording slachtoffers weerzinwekkend te vinden. Niemand kijkt voor zijn plezier naar een uitgeteerd kankerlichaam. Het is wel zo prettig als de patiënt zelf monter opmerkt vrede te hebben gesloten met de ziekte. Natuurlijk is het gespeeld, maar dat is geen schande. Alle waardigheid is geacteerd, alleen de kwaliteit van de voorstelling varieert.

Vandaag had je het ineens door. We liepen we over straat en je zei kalm: ‘Ik heb honger. Als ik niet eet, dan krijg ik hoofdpijn.’
    Zoals bekend zijn ouders snel onder de indruk van hun kroost. Maar voor iemand van drieëneenhalf vond ik dat een verbluffend waardig optreden. Ik heb je onmiddellijk meegevoerd naar de dichtstbijzijnde bakker. Je smeekbedes om de kaasstengel te vervangen door een marsepeinen varkenspootje heb ik genegeerd. Ook dat verlies nam je majestueus.
[[popup file="IMG_7636.jpg" description="(thumbnail)" ]]

[[popup file="IMG_7651.jpg" description="(thumbnail)" ]]

Februari was eveneens de maand dat je de interesse verloor in je aanstaande broertje of zusje. De komst daarvan wordt al tijden aangekondigd, maar weigert zich vooralsnog te voltrekken. Een poos lang vroeg je getrouw elke dag: ‘Is de baby al af?’ Nu lijk je te denken: ‘Ik zie het wel als het zover is.’ Die houding heb je van je vader. Je moeder is meer van de scenariostudies en contingency planning.
    Je hebt je aandacht verlegd naar de ‘plaatswerk’ – een houten timmertafeltje – en een zaagje dat je bij voorkeur aanwendt voor het amputeren van ledematen. Je vraagt overigens beleefd vooraf of je mijn arm of been mag afzagen.

Sinds de tweede voortplanting is medegedeeld aan vrienden en bekenden, krijgt je vader onveranderlijk dezelfde reactie van andere mensen die zich vaker dan eens hebben voortgeplant: twee is heel anders dan een. Waarbij ‘heel anders’ code is voor ‘veel erger’. Ook tot de code behoort de mededeling dat je ‘er wel veel voor terugkrijgt’. Verrassend genoeg zijn dit dezelfde mensen die het cynisch noemen als je menselijke relaties voorstelt als ruilhandel.
    Jij krijgt ook nog je aandeel, straks. Iedereen gaat je vragen te bevestigen hoe leuk het wel niet is, een broertje of zusje. Dat zul je een tijdje bevestigen. Alles wat nieuw is kan op jouw enthousiasme rekenen. Daarna zul je de vraag stilletjes gaan haten. En het mormel dat je koninkrijk is binnengedrongen ook. De stille haat zal niet verdwijnen, maar je zult merken dat je er een alleszins productief leven mee kan leiden. Liefde legt lam, het is de onvrede die ons vooruitgang brengt.

Geslagen hond

Enkele studenten wilden hun tentamen inzien, waaronder een jongen die zijn antwoorden had voorzien van enkele emoticons. Een aantrekkelijke, wat oudere student met een zachte stem en een bescheiden voorkomen.

We bespraken zijn antwoorden. Veelvuldig knikkend incasseerde hij de uitleg voor zijn ruime onvoldoende. Toen kwamen we bij de vraag waar hij een lachebekje had getekend.
    ‘Echt waar? Heb ik dat gedaan?’
    Hij trok het antwoordvel naar zich toe en staarde geschokt naar het bewijsmateriaal.
    ‘O, wat erg.’
    Hij verborg zijn gezicht in zijn handen en keek tussen zijn vingers door naar het papier. Het moment duurde lang. Ik had met hem te doen.
    Uiteindelijk ging hij weer recht zitten en zei: ‘Ik kom van het HBO.’
    Hij zag mijn onbegrip.
    ‘Ik bedoel, ik kan niet zo goed schrijven.’
    Ik glimlachte ongemakkelijk.
    ‘Sorry, laat maar,’ zei hij zachtjes.
    De rest van de bespreking zat hij erbij als een geslagen hond.

Opwaartse sociale mobiliteit mag aantrekkelijk zijn, maar het is lastig om onbeschadigd de eindstreep te halen.