De partnerles

Donderdagavond, half negen. In de hal van een statig herenhuis verzamelt zich een tiental stelletjes. Echtparen, is waarschijnlijk een nauwkeuriger aanduiding. Maar dertigers zijn mensen die graag vertellen dat ze nog moeten wennen aan termen als ‘echtpaar’ en ‘mijn vrouw’.

Er wordt vriendelijk geknikt en gegroet.
De vrouwen wijzen de weg, de trap op, de geur van de wierook achterna.
We doen onze schoenen uit en verdelen ons over de matjes in de kamer. Er staat een sitar tegen de muur, maar het geluid komt uit een sobere zwarte muziekinstallatie van Zweeds design.

Ik kijk om me heen naar de mannen.
Ze zoeken zich een houding op het matje.
Knielend of de benen over elkaar gevouwen of tegen de muur hangend.
Witte dertigers, glimmende huid, doorvoed, vriendelijk, vol goede wil, gehuld in kleding die je eerder eigentijds dan modieus zou noemen. Spijkerbroeken, overhemden, truien met hier en daar een Engelstalig woord.
Hier zitten we dan, de burgerij, de ruggegraat van de economie, het marketingsegment dat smeekt om authenticiteit, de kern van elk electoraal succes, de mensen aan wie je iets kan overlaten, de kopers van kinderkarren en weekendjes in Maastricht, want we werken niet alleen aan onze carrière maar ook aan onze relatie. Men heeft ons uitgelegd dat dat moet en nu vinden wij dat ook.

Sommige mensen vragen zich af wie ze zijn, suggererend dat ze een mysterie zijn dat doorgrond moet worden.
Zelf heb ik meer last van een gebrek aan mysterie.
Ik kijk om me heen naar de mannen.
Dit ben ik dus.
Ik probeer de mannen met meer mededogen te bekijken.

We zijn allemaal gekomen voor de partnerles.
Geen van ons heeft gedacht: samen leren ademen, dat is liefde.
Maar we zijn er wel.
We zijn niet zwanger en dat schept verplichtingen.
De matjes zijn langwerpig en we hebben allemaal achter onze vrouw plaatsgenomen.
We lachen teveel. Ongemak vormgegeven als beleefdheid.

Ik bestudeer het pand, het glas in lood, de deurkozijnen, het siergips aan het plafond.
Als mijn blik terugkeert naar de groep, zie ik dat een andere man ook taxerend het onroerend goed opneemt.
Ik kan niet zeggen dat ik veel locaties heb bezocht waar zwangerschapsyoga wordt verzorgd, maar in beide gevallen kreeg ik het idee dat het doceren van yoga een manier was je te verhouden tot materieel succes, en wellicht tot de lange avonden wanneer je man ergens buitenshuis bezig is dat succes af te dwingen.

Het duurt even voor de yogalerares zich bij ons voegt.
Als ze heeft plaatsgenomen op haar matje, is haar eerste woord: ‘Zo.’

(Morgen het slot.)