Margin call

Ik keek Margin Call, een film die losjes gebaseerd is op de ondergang van de Lehman Brothers. Halverwege viel ik in slaap, maar dat gebeurt me tegenwoordig bij elke film. Wat me intrigeerde was dat de personages eigenlijk geen keuzes maken, maar hun handelen zien als het eenvoudigweg afwikkelen van het onvermijdelijke. ‘We have no choice,’ was de diagnose. Ik vermoed dat die diagnose grotendeels klopt. Een onbehaaglijk vermoeden.

KortMichel van EetenComment
Het mooiste

Vandaag werden de tuindeuren vervangen. Het aannemersbedrijf stuurde Chris – een oudere man met een goudkleurig brilmontuur en een glimlach waarachter een opeengehoopt gebit schuilging dat elke orthodontische bemoeienis had weten te ontlopen.
    Jules en ik zaten in onze winterjassen in de woonkamer, terwijl de vermolmde deuren uit hun scharnieren werden geschroefd.

[[popup file="deuren.jpg" description="(thumbnail)" alt="deuren" ]]

    Ik had allerlei dingen te doen, maar ik stond een groot deel van de tijd het werk te aanschouwen. Vakwerk heeft een hypnotisch effect. Ik vermoed dat veel klusprogramma’s op televisie daarop gebaseerd zijn. Het oogt eenvoudig, binnen handbereik zelfs, en tegelijkertijd is het onnavolgbaar in zijn precisie. Het effect is niet afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de handeling, maar van het feit dat je iets met een zekere perfectie ziet ontstaan uit het niets. Tijdens het aanbrengen en straktrekken van de kitnaden ging ik dicht bij hem staan, aan de andere kant van het glas. Jammer genoeg waren er maar acht naden te kitten.
    Een jongere collega kwam een paar tochtstrippen brengen. ‘Hé Chrissie,’ zei hij bij binnenkomst.
    ‘Dag,’ zei Chris.
    ‘Alles goed hier?’
    ‘Ja hoor.’
    De jongeman babbelde wat tegen hem, maar Chrissie was niet van het babbelen. De jongeman wist dat en keek met een ironische en warme glimlach naar de man die inmiddels de tochtstrips op maat aan het zagen was.
    ‘Nou, dan ga ik weer.’
    ‘Ja.’
    Tijdens de koffiepauze vroeg ik hem hoe lang hij al bij het bedrijf werkte.
    Er kwam geen reactie. Hij roerde zwijgend in de koffie.
    ‘Ik moet even nadenken,’ zei hij ineens. ‘Achttien jaar.’
    ‘Ik werk toevallig ook achttien jaar bij hetzelfde bedrijf,’ zei ik.
    ‘Eigenlijk is het pas achttien jaar in oktober,’ zei hij. ‘Dus zeventien jaar.’
    Hij vertelde dat hij vanwege ruzie tussen de twee eigenaren was weggegaan bij het vorige bedrijf, zeventien jaar geleden.
    ‘Hier doe ik hetzelfde werk als daarvoor. Dat is natuurlijk het mooiste, als je hetzelfde werk kan blijven doen.’
    ‘Ja, is dat het mooiste?’
    Hij keek op van zijn koffie met een frons, de enige die ik deze dag te zien kreeg. ‘Ja, natuurlijk.’

Een behaaglijk gevoel van dreiging

Op weg naar Monschau begon het te sneeuwen. De koplampen wisten maar een kleine doorgang te kerven uit het duistere kluwen van golvend en zwenkend asfalt, overhangende bomen en kolkende neerslag. Onze huurauto had geen winterbanden.
    Tot na Aachen had het een van die vormeloze dagen geleken die gestaag de aanduiding ‘winter’ aan het uithollen zijn. Ik had mijn vrouw afgesnauwd omdat ze iets vond van de snelheid waarmee ik reed. Toen hadden we nog een snelheid waar je iets van kon vinden.
    Inmiddels hing er een geconcentreerde stilte in de cabine. Ook de kinderen zwegen. Hun smeekbedes om de volgende snack, waarvan ze de aanwezigheid in de auto vermoedden, waren verstomd. Mijn vrouw zei af en toe iets geruststellends tegen me, met een stem die ze reserveert voor noodsituaties.
    Een minuut of twintig warmden we ons aan een behaaglijk gevoel van dreiging.
    Bij aankomst bij het huisje waar het familieweekeinde zou plaatsvinden, kwam mijn vader naar de auto gelopen. ‘Nou, goed gedaan, Van Eeten,’ zei hij.
    Later bleek dat hij, met winterbanden, langs een andere route was gekomen – een met een steile klim die ons waarschijnlijk teveel was geworden. Hij had niet gezien dat we van de andere kant kwamen.
    Het eerste uur hielden de kleinkinderen en ik een sneeuwballengevecht. Schimmen slopen door de tuin en meden daarbij de plasjes licht die uit de ramen van het huisje vielen.
    Vera, de jongste deelnemer, vond het niet leuk dat niemand haar probeerde te raken.
    Toen we weer binnen waren, kwamen de spelcomputers uit hun hoesjes. Andere kinderen arriveerden, haalden hun eigen spelcomputers uit de tas en parkeerden zich zwijgend naast hun soortgenoten. Soms ruilden ze hun apparaten en brachten ze het poppetje van hun neefje of nichtje naar het volgende niveau.
    De volgende dag begon te dooien. De regen kleurde groene plakken in de velden.
    Mijn broer kocht een flatscreen-televisie in een enorme supermarkt aan de rand van een naburig dorp. Het oude televisietje dat in het huis stond, weigerde het signaal van de Wii. ‘Ik moest er toch nog eentje kopen,’ zei hij. In het winkelwagentje stond de doos met het scherm ingeklemd tussen de melk, pindakaas en sterke drank.
    De hele avond werd er getennist en gedanst voor de televisie. Alleen de oudste kleinzoon doorbrak de verdeling van mannen en vrouwen door met beide mee te doen. Hij versloeg alle vrouwen met het dansen. Zijn lichaamsbewegingen vertoonden geen enkele correspondentie met de muziek. Dat deed niemand hem na.
    Toen we naar huis reden, in een landschap dat van duister en mysterie was ontdaan door hard grijs licht en druilerigheid, vroeg mijn vrouw: ‘Wat was nou het verhaal van die flatscreen?’

Voor mijn gebit was het al te laat

Bij het kauwen op een hap cruesli brak een hoekje van een kies af. Dat was niet voor het eerst. Elk jaar breekt er ergens in mijn gebit iets af, dat gaat al een tijdje zo.
    Ik herinnerde me hoe ik vroeger bij het aanrecht van mijn ouders veinsde dat ik mijn tanden poetste. De schemerige keuken werd door een grijze harmonicadeur gescheiden van de woonkamer, waar mijn ouders televisie zaten te kijken. Ik zette de kraan aan, deed tandpasta op de borstel en bewoog vervolgens met de borstel langs de binnenkant van de spoelbak. Het schurende geluid moest poetsende activiteit suggereren. Ik maakte het geluid ongeveer even lang als ik meende dat een poetsbeurt zou duren.
    Om redenen die ik niet kan achterhalen, drong niet tot me door dat het ontwijken van het poetsen evenveel moeite koste als het poetsen zelf.
    Toen ik in de vierde of vijfde klas zat van de lagere school, stopte er een grote witte bus voor de ingang van de speelplaats. Er bleek een tandartspraktijk in de zitten. Elk kind werd opgeroepen. Ik weet niet hoe lang ik in die bus heb gezeten, maar ik kwam er uit met negen vullingen. Terug in de klas, liet ik dat getal met enige trots vallen. Het respect waar ik op hoopte, bleef uit.
    Ik bleef slecht poetsen, ook op de middelbare school. Dat veranderde pas toen een trompetiste bij harmonie zei dat ik uit mijn mond stonk. Ze maakte er verder geen ophef over. Ze zei het en daarna hadden we het over iets anders. Een jaar of twee later, zou ik haar voor het eerst zoenen.
    De harmonie heeft in allerlei opzichten mijn leven gered, maar voor mijn gebit was het al te laat.

Talking about your work

And one of the things that writers very quickly learn to avoid is talking their work away. Talking about your work hardens it prematurely, and weakens the charge. You need to keep a fluid sense of the work in hand—it has to be able to change almost without your being aware that it’s changing. (Tobias Wolff, The Art of Fiction No. 183)

Boodschappen

Toen ik de onderzoeksaanvraag had ingediend, voelde ik een beetje opluchting, maar vooral een enorme behoefte om boodschappen te doen. Alsof dat was wat de afgelopen weken aan mijn leven had ontbroken: boodschappen. In mijn hoofd had zich een rommelige verzameling goederen opgehoopt die nodig moesten worden aangeschaft. Het was geen lijst, dat veronderstelt overzicht. Bij het verlaten van een winkel herinnerde ik me steeds iets dat me weer naar een andere winkel voerde. Uiteindelijk moest Jules op het voorzitje, omdat de fietskar gevuld was met dozen wijn, pakken luiers, een voordeelverlpakking vochtige doekjes, dekens, al dan niet met dierenopdruk, en broden. De rest vervoerde ik in een rugzak en op het achterzitje. Op een gegeven moment viel Jules in het zitje in slaap. Toen brak ik de tocht af om haar naar huis te brengen. Op het laatste stuk typte ik al fietsend een email aan mezelf met het boodschappenlijstje dat ik aan mijn vrouw zou geven.

KortMichel van EetenComment