Voor mijn gebit was het al te laat

Bij het kauwen op een hap cruesli brak een hoekje van een kies af. Dat was niet voor het eerst. Elk jaar breekt er ergens in mijn gebit iets af, dat gaat al een tijdje zo.
    Ik herinnerde me hoe ik vroeger bij het aanrecht van mijn ouders veinsde dat ik mijn tanden poetste. De schemerige keuken werd door een grijze harmonicadeur gescheiden van de woonkamer, waar mijn ouders televisie zaten te kijken. Ik zette de kraan aan, deed tandpasta op de borstel en bewoog vervolgens met de borstel langs de binnenkant van de spoelbak. Het schurende geluid moest poetsende activiteit suggereren. Ik maakte het geluid ongeveer even lang als ik meende dat een poetsbeurt zou duren.
    Om redenen die ik niet kan achterhalen, drong niet tot me door dat het ontwijken van het poetsen evenveel moeite koste als het poetsen zelf.
    Toen ik in de vierde of vijfde klas zat van de lagere school, stopte er een grote witte bus voor de ingang van de speelplaats. Er bleek een tandartspraktijk in de zitten. Elk kind werd opgeroepen. Ik weet niet hoe lang ik in die bus heb gezeten, maar ik kwam er uit met negen vullingen. Terug in de klas, liet ik dat getal met enige trots vallen. Het respect waar ik op hoopte, bleef uit.
    Ik bleef slecht poetsen, ook op de middelbare school. Dat veranderde pas toen een trompetiste bij harmonie zei dat ik uit mijn mond stonk. Ze maakte er verder geen ophef over. Ze zei het en daarna hadden we het over iets anders. Een jaar of twee later, zou ik haar voor het eerst zoenen.
    De harmonie heeft in allerlei opzichten mijn leven gered, maar voor mijn gebit was het al te laat.