Vanavond ben ik in De Bonbonnière in Maastricht om deel te nemen aan een debat over "Het onbehagen in Limburg". Er is een bonte schare sprekers opgetrommeld, waaronder de verguisde Cor Bosman, met wie ik onlangs een boeiend interview las. De sprekers gaan in een strak format de discussie aan met elkaar en met de zaal. De toegang is gratis, maar ik heb geen idee of er nog kaarten zijn. Voor ik afreis, ga ik nog een rekwisiet kopen. Een debat is een vorm van theater, tenslotte.
Om kwart voor twaalf ’s avonds zou ik een kort radio-interview geven voor Met het oog op morgen van Radio 1. Ze stuurden me naar de studio van de regionale omroep West in Den Haag. Daar zou een verbinding met de studio in Hilversum worden gemaakt.
Ik belde aan bij de studio, maar niemand deed open. Even later kwam een vrouw naar buiten en ik glipte achter haar naar binnen door de sluitende schuifdeuren.
De hal was verlaten.
Toen verscheen een man die vroeg voor wie ik kwam.
Ik zei dat ik kwam voor een opname voor Met het oog op morgen.
‘Daar weet ík niks van,’ mompelde de man.
Zonder iets te zeggen verdween hij in een regieruimte. Ik besloot hem te volgen.
‘Dat is niet aan mij doorgegeven,’ zei hij. Met een muis scrolde werktuiglijk hij door een emailvenster, alsof hij mij wilde bewijzen dat hij niet geïnformeerd was.
Na een moment waarin we zwijgend tegenover elkaar stonden, besloot hij mij alvast maar achter een microfoon te zetten in een andere ruimte.
Ik zag hem, achter het glas, bellen. Het enige dat ik kon verstaan was: ‘Nee, ik óók niet.’
Uiteindelijk werd de verbinding opgebouwd.
De regie in Hilversum vroeg of ik even iets wilde zeggen.
‘Zomaar iets zeggen?’ vroeg ik.
Dat was voldoende.
Even later kwam de man het kamertje binnen, trok de microfoon bij me weg en zei: ‘Hallo. Hallo Hilversum, hier West. Hoort u mij?
Er kwam geen antwoord.
Ik vroeg wat hij wilde vragen aan Hilversum.
‘Of ze even een factuurtje willen sturen. Nou moet ik het weer doen.’
Hij vroeg nog een keer of Hilversum hem kon horen.
Toen duwde hij de microfoon weer terug in mijn richting.
‘Wij luisteren wel naar Hilversum, maar Hilversum niet naar ons,’ constateerde hij met de grimmige voldoening van iemand die weet hoe de wereld in elkaar zit.
Lieve Vera,
Vanochtend kroop je bibberend boven op de verwarming om je kleren aan te trekken, ook kwam er nauwelijks warme lucht uit het rooster. Ik heb de thermostaat zo ingesteld dat het 16 graden is wanneer we opstaan. Op werkdagen gaat de verwarming dan meteen weer uit.
Ik zou nu iets kunnen zeggen over het milieu of over het ongemak dat ik voel bij de gedachte dat we het huis warm stoken voor een uurtje comfort in de ochtend. Maar de waarheid is dat ik geniet van het afzien van genot.
Dat is de prijs van beschaving: genot is omgeven door bezwaren. Tel maar eens op hoe vaak de reclame ons ‘onbekommerd genieten’ belooft. Gewoon genieten is bekommerd genieten, dat is de impliciete erkenning. De beschaafde mens heeft dat opgelost door de onderdrukking van genot zelf de plaats van het genot in te laten nemen. Het menselijke ras is een prachtige uitvinding, laat je niets wijsmaken.
Ergens tussen het smeren van jouw lunch, het inpakken van een verweesd tartaartje voor mijn lunch, je haren borstelen, je zus aankleden, het inruimen van de vaatwasser en het op de trap leggen van jullie pyjama’s, vroeg je waarom ik de verwarming niet aanzette.
Ik kan me niet meer herinneren wat ik precies antwoordde.
Het lokte wel een vervolgvraag uit. Je vroeg: ‘Wat is dat, energie?’
Vroeger, toen je net geboren was, verheugde ik me op het moment dat je zulke vragen zou gaan stellen. In mijn fantasie bracht ik je de liefde voor natuurkunde bij. In die fantasie was het echter nooit kwart over zeven in de ochtend en werd de vraag niet onderbroken door klappertanden – of zoals jij het noemt: bibbertanden.
Ergens aan het einde van mijn onbegrijpelijke relaas viel het woord ‘zonde’. Waar de wetenschap faalt, is er altijd nog het moralisme.
Prompt zei je: ‘O ja, pappa. Nu snap ik het. Dan moeten we vanavond de verwarming ook niet aanzetten, want dat is zonde.’
Het zal niet lang meer duren voor we ook aan jouw onbekommerd genieten een einde hebben gemaakt.
Ik bood aan om je even op schoot te nemen en warm te knuffelen. Hoe onsmakelijk ik dat woord ook vind, ik knuffel je graag, altijd. Ik heb me vaak afgevraagd waarom dat niet geldt voor de volwassenen die me dierbaar zijn, in het bijzonder je moeder. Bij haar ervaar ik het knuffelen als een activiteit voor uitzonderlijke gelegenheden, zoals je een oliebol eet op oudjaar. Op alle andere dagen zie ik alleen maar een homp gefrituurd meel met een teleurstellend aantal rozijntjes. Niet iets waar ik trots op ben, overigens.
Je nam mijn aanbod aan. Ik vouwde je op tot een pakketje en begon je warm te wrijven. Je bent zesenhalf en je lijf krijgt lengte en een zekere pezigheid. Na jou wilde Jules ook en toen ik haar omklemde besefte ik: dit is het echte werk. Een klein, zacht, onbeholpen pakketje mens dat ik met moeite los kon laten. Misschien had ik toch niets tegen volwassen vrouwen, maar waren hun lijven gewoon te lang en niet onbeholpen genoeg. Een geruststellende gedachte.
In de kou van de afgelopen maand, drong ook tot je door dat er kinderen bestaan die jou tot de middelmaat veroordelen. Je krabbelde heel verdienstelijk op je nieuwe schaatsjes en je liet je daar uitgebreid voor huldigen door ons. In je enthousiasme vroeg je een klasgenootje mee te gaan schaatsen. Al snel bleek dat ze aanzienlijk beter schaatste dan jij, een feit dat je zelf observeerde en dat je niet wenste te relativeren. Je was zo woedend dat je expres beroerd ging schaatsen, inclusief schwalbes, waarna je veinsde niet meer te kunnen opstaan.
Je was altijd al een slecht verliezer, maar tot voor kort werd je boos omdat je meende dat er van onrecht sprake was. Je verloor omdat iemand vals speelde. Sinds kort weet je: je verliest omdat je inferieur bent. Er is maar een ding erger dan ten onrechte verliezen, en dat is terecht verliezen.
Gisteren vertelde je moeder aan onze visite dat je erg competitief blijkt te zijn en dat je dat van mij zou hebben. Dat vind ik teveel eer. Ik zal niet bestrijden dat ik competitief ben, maar je moeder heeft in een aangeschoten bui wel eens bekend dat ze er van droomde zoveel te verdienen dat ze mij ontslag kon laten nemen en kon onderhouden. Dat is natuurlijk liefdevol, maar ook een poging om mij als huisdier te nemen. Dat knuffelt waarschijnlijk ook een stuk prettiger.
Je superieur schaatsende klasgenootje kan ook nog eens beter lezen en tekenen dan jij. Mijn advies is: blijf in haar nabijheid en koester je woede. De koortsige hoop haar ooit te verslaan, is de meest betrouwbare bondgenoot die je kunt hebben. Op een dag sla je een arm om haar heen en dan zeg je: ‘Zullen we eens kijken wat voor mooie tekening je vandaag weer gemaakt hebt?’ Vanaf die dag hoef je het nooit meer koud te hebben.
Speciaal voor mensen die hun nabestaanden op hun begravenis met Eric Dolphy op willen zadelen is een woord bedacht: pretentieus. (zmmoccc, reactie 002 op Aantallen huilende mensen.)
Tijdens een onderwijsevaluatie.
Ik: ‘Het vak liep wel goed, vorig jaar. Toch?’
V: ‘Ach jongen, mijn geheugen vertelt me nog wel allerlei bizarre details over bijrollen in Pasolinifilms in de jaren zeventig, maar over wat ik eergisteren deed tast ik soms in het duister. Een goede vriend in de gezondheidszorg noemt dat liefdevol alzheimer light.’
Ik: ‘Alzheimer Light, klinkt als een product waar een markt voor is.’
V: ‘Zonder enige twijfel. En dan vooral met veel liefdevolle verzorging en schoonheid.’
Ik: ‘Dat is Alzheimer Lite Premium. Bij de gratis versie krijg je alleen Wordfeud en Sky Radio.’
Psychoanalytisch beschouwd is staking vergelijkbaar met zelfverwonding - de patiënt die alle greep op zijn leven verloren is, kerft dan maar in het eigen vel.
(Paul Verhaegh, Een gif dat het slechtste in ons naar boven haalt.)