Verslaving

Het bedrijfsuitje moest anders, dit jaar. Geen speurtocht of hindernisbaan, maar werken voor een goed doel. Dat idee kon op brede instemming rekenen.
    Het ging niet om het geld, maar toch werd het enthousiasme enigszins gedempt toen bleek dat goede doelen even duur waren als reguliere bedrijfsuitjes. De aanbieders van speurtochten en hindernisbanen hadden onze wensen allang voorzien en alvast de charitatieve markt overgenomen.
     Na enig speurwerk kwam onze leidinggevende bij de gemeente terecht. De plantsoenendienst had nogal geleden onder de bezuinigingen, met allerlei achterstallig onderhoud tot gevolg. Dat mochten we gratis komen doen en we kregen ook nog koffie toe. Oploskoffie, om precies te zijn.
    Ik zat in het groepje dat bruggen ging poetsen in de Delftse hout. Met schuursponsjes en emmers slootwater gingen we de bruggen te lijf.
    Na twee uur zwoegen, hadden we vier bruggen schoongemaakt. Twee waren enigszins schoon, bij de andere hadden we vooral de graffiti opgepoetst en van algen ontdaan.

[[popup file="brug.jpg" description="(thumbnail)" ]]

Na de lunch hervatten we onze taak. Een tijdje poetsten we zwijgend. Toen keek een collega op haar horloge. Het was half twee. Volgens het programma resteerde er nog een half uur van het goede doel.
    ‘Misschien kunnen we nog net twee bruggen doen,’ zei de collega. Ze zei op een toon die beter paste bij de zin: misschien krijgen we wel champagne zo meteen.
    ‘Dat zou mooi zijn,’ zei iemand anders.
    ‘Anders gaan we gewoon wat langer door,’ zei een derde.
    Er ging iets van opwinding, van begeerte door de groep. Iedereen begon sneller te schrobben met de sponsjes. Als we doorwerkten, konden we misschien nog een brug doen.
    Je hoort mensen wel eens zeggen dat ze passie in hun werk zoeken. Meestal betekent het dat ze fantaseren over ander werk. Als je ons zag schrobben, moest je constateren: het gaat niet om het werk zelf. Je hebt mensen met een verslaving aan het nuttig zijn en mensen zonder die verslaving.

Aan een ramp ontsnapt

Op dinsdag bezocht ik een conferentie die plaatsvond in Phantasialand, een pretpark ten zuiden van Keulen. Het waren gescheiden werelden, de conferentie en het pretpark. De ramen van de conferentiezalen keken uit op schuifelende bejaarden en groepen geestelijk gehandicapten die een uitje hadden.
    ’s Middags sloeg ik een sessie over en glipte ik even het park in. Tegen de vrouw die de kaartjes controleerde zei ik dat ik een half uur had en ik vroeg haar wat ze me kon aanraden om te doen. Ze leek de vraag als een belediging op te vatten. ‘In een half uur kunt u niets doen. U kunt een beetje rondlopen,’ zei ze.
    Als kind ben ik ooit met mijn ouders naar het park geweest. De naam ervan wist nog jaren warme gevoelens op te roepen, maar ik had er geen beeld bij. Nu ik er weer rondliep, kwam er geen enkele herinnering bovendrijven.
    Ik vond een achtbaan. Het was misschien 20 jaar geleden sinds ik voor het laatst in een achtbaan zat. Het was een oudere achtbaan, meer iets voor mijn kinderen. Terwijl het treintje begon te rijden, maakte ik een filmpje om thuis te laten zien.
    De eerste afdaling zag er weinig indrukwekkend uit. Maar de plotselinge versnelling van het treintje verraste me. Er gebeurde iets vreemds: ik was er ineens van overtuigd dat ik er uit kon vallen. Ik besefte dat dat niet kon kloppen, maar verder leek alles er op te wijzen dat als mijn verkrampte greep om de beugel even zou verslappen, ik uit het karretje geslingerd zou worden. De betrouwbaarheid van die greep werd ernstig ondermijnd door het feit dat ik ook een telefoon moest vasthouden. Even had ik het uitzicht ermee gefilmd, maar vanaf de eerste bocht richtte de opname zich exclusief op mijn kruis.
    Na het uitstappen had ik even het gevoel aan een ramp te zijn ontsnapt. Dat gevoel kan ik iedereen aanraden.
    De conferentie was vooral een gelegenheid om contacten te onderhouden. Ik kreeg visitekaartjes van een Distinguished Laboratory Researcher uit Japan, van een Duitse directeur wiens functieomschrijving zich beperkte tot het woord Leiter en van een Erster Kriminalhauptkommissar. Die laatste verbood me hem ooit te e-mailen op het adres dat op het kaartje was vermeld, want dat zou hij genoodzaakt zijn dat formeel in behandeling te nemen. Ik beloofde hem nooit te zullen e-mailen.

TekstMichel van EetenComment
Niet dezelfde plek (slot)

Wat er voorafging: deel 1, deel 2.

Na de man met de OV-fiets, arriveerde een man in een donkere auto. Het voertuig was her en der met stukjes duct-tape beplakt, zoals je de wondjes verzorgt van een scheerbeurt met een te bot mes. Zijn zoontje ging met een stripboek op een klapstoel zitten. Ondertussen zette de man met een geconcentreerde blik een grote De Waard-tent op – het type bezit dat bij een boedelscheiding wordt ingedeeld bij de kapitaalgoederen.
    Het zoontje deed eindeloos met het stripboek. Misschien kon hij niet zo goed lezen of wilde hij het contact met zijn leeftijdsgenoten nog even uitstellen.
    De gescheiden vriendinnen van mijn vrouw sloegen de man belangstellend gade. Hij had kort haar, een juristenbrilletje en een vriendelijke gezichtsuitdrukking.
    Ik vroeg hen hoe ze zijn sociaaleconomische status inschatten. Het leek me dat de dames niet op zoek waren naar een kostganger.
    Van de status kon je niets van zeggen, vond een van hen, een psychotherapeute. Ze was getrouwd geweest met een man die zichzelf had heruitgevonden als kunstenaar, dus ze leek me geschoold in het detecteren van uitvreters.
    Toen de tent overeind stond en de auto was weggebracht, zette de man een kopje kruidenthee voor zichzelf en het zoontje. Dat dronken ze op terwijl ze zwijgend naast elkaar zaten voor de tent.
    Mijn vrouw en haar vriendinnen dronken ook kruidenthee.
    Ik probeerde de interesse van de dames aan te wakkeren. Maar het wilde niet vlotten met de begeerte.
    Na de man met de OV-fiets en de man met de kruidenthee, trok mijn vrouw de heldere conclusie dat we ons soort mensen, onszelf dus eigenlijk, niet begeerlijk vonden.
    Die observatie sprak me aan. Waarheid is mooi, maar waarheid met beetje zelfkastijding is beter. De heroïek van de kleinburger ligt in het masochisme, het vermogen om genot te destilleren uit vernedering.
    Ik drink weliswaar geen kruidenthee, of welke thee dan ook, maar toch observeerde ik de man in het besef mezelf te observeren.
    Je hoort mensen wel eens zeggen dat ze op vakantie zo fijn tot zichzelf kunnen komen. Alsof dat moeilijk is. Je hoeft alleen maar om je heen te kijken, dan weet je precies wat voor vlees je in de eigen kuip hebt.
    Anderen zien dat ook. Een paar dagen eerder had de eigenaar van een kanoverhuurbedrijf meteen geraden op welke camping we stonden. Tussen zijn bedrijf en onze camping zaten zeker tien andere campings. Maar hij had geen moment geaarzeld.
    Wie moeite heeft tot zichzelf te komen, kan zich wenden tot kanoverhuur Nieuwe Brug.

Een van de vriendinnen van mijn vrouw had twee zoons meegenomen. De jongens waren een watergevecht begonnen. Na een poosje bood het kleine meisje van 208, de suboptimaal geplaatste tent die onze plek bezet hield, zich vrijwillig aan als doelwit. De jongens namen het aanbod dankbaar aan. De ene na de andere supersoaker werd op haar leeggespoten, terwijl het meisje kansloos met een halfgevuld emmertje achter de jongens aanhobbelde. Achter het doorweekte meisje liepen dan weer de ouders, moeder filmend met de iPad, vader met de videocamera.
    Na een poosje werd het tafereel wat ongemakkelijk. Het meisje weigerde de overmacht te erkennen. Na elke lading water keek ze beteuterd, maar ze ontkende dat ze wilde stoppen. Sommige mensen storten zich al vroeg op het masochisme.
    Achter de rug van de jongens om trok de man de aandacht van zijn vrouw. Ze keek op van haar iPad en volgde de blik van de man. Die knikte eerst naar een grote jerrycan met water en daarna naar het doelwit voor dat water: de jongens die hun doorweekte dochter achtervolgden.
    De vrouw glimlachte en schudde toen langzaam het hoofd. Haar fatsoen was sterker dan het medelijden met haar dochter. Dat nam me voor haar in.
    Ik stond op, pakte een spuit en holde achter de jongens aan. Het duurde even, maar toen waren ze net zo doorweekt als het kleine meisje.
    Terwijl ik stond uit te hijgen en wachtte tot de dansende vlekken uit mijn gezichtsveld wegtrokken, vroeg het kleine meisje of ze mij nat mocht maken.
    De moeder zei tegen haar dat ik juist probeerde te helpen.
    Ze negeerde de moeder. ‘Mag het?’ vroeg ze weer aan mij.
    Ik zei dat het mocht.
    Ze leegde haar emmertje met een laf boogje over mijn broek.
    Toen riep ze: ‘Ha ha, je kont is nat. Kijk mamma, zijn kont is nat, ha ha.’
    ‘Sorry,’ zei de vrouw tegen mij.
    ‘Geen probleem,’ zei ik.
    Met de broek als een natte luier om mijn heupen, begon ik terug te lopen naar onze plek.
    De zon verblindde me. Hij hing recht voor me, net boven de boomtoppen. Door de spleten die mijn oogleden open lieten, keek ik het naar het gras vlak voor mijn voeten.
    Toen ik aan het licht was gewend en weer opkeek, zag ik de tent. Hij stond op me te wachten, strak en rimpelloos, in een aura van hard wit licht, als een object uit de toekomst. Ik hoefde alleen maar naar binnen te gaan en ik zou meegenomen worden.
    Ik begon me nu al te verheugen op het afbreken.

Niet dezelfde plek (2)

Eerder: deel 1.

Toen de gescheiden vriendinnen hun huisraad hadden ingeruimd en hun kinderen hadden opgestart, konden we de andere mensen op het veldje even doornemen.
    Er was het lesbische stel dat de gehele vakantie in harembroeken doorbracht en hand in hand naar het washok liepen. ‘Die zijn nog niet zo lang samen,’ mompelde mijn vrouw. Ik hoopte dat ze gelijk had. Handhouders stellen relaties met meer pragmatische omgangsvormen in een schril daglicht.
    Ze hadden een klein meisje bij zich dat de mollige van het stel aansprak met mamma en de ander met haar voornaam. Het kind wilde ook af en toe met de voornaam spelen. Meer zei ze niet, alleen dat: ik wil met je spelen. Dan glimlachte de vrouw beleefd naar het kind, zoals als een sommelier naar een dinergast kijkt die heeft gemeld zin te hebben in een ‘lekker wijntje’. Daarna begon ze geduldig aan een serie vragen om de kinderwens nader te specificeren.
     Een keer had het meisje gezegd dat ze een voorstelling wilde geven met de vrouw. Alle kinderen van het veldje verzamelden zich op de draaimolen, bij wijze van publiek. Het meisje zei: ‘Ik ben de prinses.’ Toen liep ze een eindje weg. ‘Je kunt me niet zien, want dat is zo bij voorstellingen.’ Ze bleef staan. De vrouw keek licht nerveus naar het publiek. Iemand op de draaimolen vroeg wanneer het nou begon. Toen kwam het meisje terug. ‘Ik ben de prinses,’ zei ze weer.
    ‘Dan ben ik de prins,’ zei de vrouw ineens. Ze trok het meisje achterover en gaf haar een lange, innige kus op haar mond. Daarna keek ze tevreden naar het publiek.
    ‘Nee, nee,’ gilde het meisje. ‘Niet kussen, ik ben de prinses.’ Ze had haar mond afgeveegd en was boos weggelopen. De vrouw had toen maar een buiging gemaakt naar het publiek.

Verder stonden er alleen gezinnen op het veld. Er was zegge en schrijven één man gesignaleerd die buiten een zichtbaar gezinsverband opereerde. Op een avond arriveerde hij per OV-fiets met een klein rugzakje over de schouder. Hij sloot prompt aan bij het lesbische kampement. Een groot deel van de avond zagen we alleen zijn benen, die uit het koepeltentje staken waar het dochtertje in sliep.
    Ik hoor mijn vrouw zelden of nooit roddelen, al heb je daar ook iemand voor nodig die meedoet en ik heb er weinig aanleg voor, behalve een gebrek aan morele principes. Maar nu stortte ze zich met een zekere verbetenheid op het doorgronden van het verhaal van de man met de OV-fiets. Misschien was hij kortstondig getrouwd geweest met de moeder van het kind. Maar die mogelijkheid schrapte ze uiteindelijk. Het lukte haar niet om de man aantrekkelijk te vinden en dat was een vereiste, ook voor een fantasie over een inmiddels gedoofde liefde. Het kwam door de OV-fiets, concludeerde ze bedremmeld. Blijkbaar liet het geelblauwe voertuig, een groot uitgevallen kinderfiets, zich niet verenigen met de belofte van erotische ontroering.
    Mijn vrouw is zelf fervent gebruiker van de OV-fiets en dat feit was haar niet ontgaan toen ze haar oordeel over de man uitsprak. Zelf hield ik mijn mond. Ik verplaats me regelmatig met een vouwfiets. Die zou ik nog hoger op de lijst van erotiekwerende vervoermiddelen zetten.
    Het roddelen maakte plaats voor een beduusd zwijgen aan weerzijden van ons campingtafeltje.

(Wordt vervolgd.)