Niet dezelfde plek (2)

Eerder: deel 1.

Toen de gescheiden vriendinnen hun huisraad hadden ingeruimd en hun kinderen hadden opgestart, konden we de andere mensen op het veldje even doornemen.
    Er was het lesbische stel dat de gehele vakantie in harembroeken doorbracht en hand in hand naar het washok liepen. ‘Die zijn nog niet zo lang samen,’ mompelde mijn vrouw. Ik hoopte dat ze gelijk had. Handhouders stellen relaties met meer pragmatische omgangsvormen in een schril daglicht.
    Ze hadden een klein meisje bij zich dat de mollige van het stel aansprak met mamma en de ander met haar voornaam. Het kind wilde ook af en toe met de voornaam spelen. Meer zei ze niet, alleen dat: ik wil met je spelen. Dan glimlachte de vrouw beleefd naar het kind, zoals als een sommelier naar een dinergast kijkt die heeft gemeld zin te hebben in een ‘lekker wijntje’. Daarna begon ze geduldig aan een serie vragen om de kinderwens nader te specificeren.
     Een keer had het meisje gezegd dat ze een voorstelling wilde geven met de vrouw. Alle kinderen van het veldje verzamelden zich op de draaimolen, bij wijze van publiek. Het meisje zei: ‘Ik ben de prinses.’ Toen liep ze een eindje weg. ‘Je kunt me niet zien, want dat is zo bij voorstellingen.’ Ze bleef staan. De vrouw keek licht nerveus naar het publiek. Iemand op de draaimolen vroeg wanneer het nou begon. Toen kwam het meisje terug. ‘Ik ben de prinses,’ zei ze weer.
    ‘Dan ben ik de prins,’ zei de vrouw ineens. Ze trok het meisje achterover en gaf haar een lange, innige kus op haar mond. Daarna keek ze tevreden naar het publiek.
    ‘Nee, nee,’ gilde het meisje. ‘Niet kussen, ik ben de prinses.’ Ze had haar mond afgeveegd en was boos weggelopen. De vrouw had toen maar een buiging gemaakt naar het publiek.

Verder stonden er alleen gezinnen op het veld. Er was zegge en schrijven één man gesignaleerd die buiten een zichtbaar gezinsverband opereerde. Op een avond arriveerde hij per OV-fiets met een klein rugzakje over de schouder. Hij sloot prompt aan bij het lesbische kampement. Een groot deel van de avond zagen we alleen zijn benen, die uit het koepeltentje staken waar het dochtertje in sliep.
    Ik hoor mijn vrouw zelden of nooit roddelen, al heb je daar ook iemand voor nodig die meedoet en ik heb er weinig aanleg voor, behalve een gebrek aan morele principes. Maar nu stortte ze zich met een zekere verbetenheid op het doorgronden van het verhaal van de man met de OV-fiets. Misschien was hij kortstondig getrouwd geweest met de moeder van het kind. Maar die mogelijkheid schrapte ze uiteindelijk. Het lukte haar niet om de man aantrekkelijk te vinden en dat was een vereiste, ook voor een fantasie over een inmiddels gedoofde liefde. Het kwam door de OV-fiets, concludeerde ze bedremmeld. Blijkbaar liet het geelblauwe voertuig, een groot uitgevallen kinderfiets, zich niet verenigen met de belofte van erotische ontroering.
    Mijn vrouw is zelf fervent gebruiker van de OV-fiets en dat feit was haar niet ontgaan toen ze haar oordeel over de man uitsprak. Zelf hield ik mijn mond. Ik verplaats me regelmatig met een vouwfiets. Die zou ik nog hoger op de lijst van erotiekwerende vervoermiddelen zetten.
    Het roddelen maakte plaats voor een beduusd zwijgen aan weerzijden van ons campingtafeltje.

(Wordt vervolgd.)