De goeroefase

Het meisje mocht niet lachen.
Ze zat aan een tafeltje bij het raam, waar het designcafé op zijn meest designs was.
 ?Sorry,? zei ze en lachte gespannen om zich te verontschuldigen voor het lachen.

Ze mocht niet lachen van een magere man met een grijze bos krullen. Hij danste om het meisje heen en zat af en toe aan haar om een haarlok anders te leggen of om haar kin te scharnieren in een betere positie.
Ik kon hem niet verstaan, maar zijn fladderende armen gebaarden dat er iets van binnenuit moest komen. Het zou ook het universele gebaar voor braken kunnen zijn.

Tegenover het tafeltje met het meisje stonden drie mannen. Een man hield een rond schermpje in de lucht, als een hoepel waar het meisje doorheen zou gaan springen. De twee anderen stonden voorovergebogen achter het statief met hun fotocamera en tuurden naar het meisje. Ze knepen hun vrije oog zo hartstochtelijk dicht dat hun gezicht verwrongen leek van de pijn. Er bleef te weinig gezicht over om hun tanden te bedekken. Af en toe wisselende de mannen van positie en moest een ander met het reflecterende schermpje staan.

Omdat ze niet mocht lachen, maakte het meisje tussen de foto?s door overdreven gaapbewegingen met haar onderkaak.

Na twintig minuten besloot de fladderende meneer dat er genoeg van binnenuit het meisje was gekomen. Hij applaudisseerde in zijn eentje voor het meisje en knikte dat het goed was. Echt heel goed, hoor.
De drie andere mannen peuterden aan hun apparatuur.
Het meisje stond op.
Ze lachte nog steeds niet.

Even later verplaatste het groepje zich naar een ander tafeltje in het café. Een tafeltje om aan te zitten. Om gezellig aan te zitten.

Ze bestelden drankjes.
Even was het stil.
De fladderende meneer bleef glimlachend naar het meisje kijken en zei dat het heel goed was gegaan.
Een van de drie fotografen vertelde dat hij steward was geweest bij de KLM en begon uitgaanstips te geven voor als ze nog eens in Houston waren. Zijn haar was te blond en te vol en te net en te mooi in een scheiding.
De twee andere fotografen waren beide licht kalend, met een juristenbrilletje, een dunne wollen truien met daaronder een streepjeshemd. Ze droegen een soort zwartleren toilettasje onder hun arm. Ze lachten beleefd bij de tips van de steward, maar hun ogen dwaalden steeds af naar het meisje.

Het meisje zei iets dat ik niet verstond. Ze zat met de rug naar me toe.
De fladderende meneer knikte begripvol.
?Dat is een kwestie van leren,? zei hij geruststellend.
Hij hoefde niks meer te leren.
Hij keek zoals een hoge ambtenaar ooit naar mij keek. Hij had een lange uiteenzetting gegeven en wachtte even tot ik klaar was met opschrijven. Toen ik opkeek, glimlachte hij en zei: Ik ben nu in de goeroefase aangekomen.
Er mocht nu gelachen worden, maar veel aanleiding daartoe was er niet.