Een goede dag voor waanzin

‘Mijn specialisatie is rendiermanagement,’ zei de Finse hoogleraar.
Hij wachtte even op mijn reactie.
Toen die uitbleef, zei hij: ‘Sommige mensen vinden dat een beetje raar.’
Ik zei dat mij leek dat rendieren net zoveel recht hebben op management als andere diersoorten.

Naar het scheen had de VN recent een rechtzaak behandeld van twee Finse broers die ruzie hadden. De ene broer had rendieren. Dat betekent praktisch gezien: hij vloog af en toe in een klein vliegtuigje over de toendra om te kijken waar zijn rendieren uithingen.
De andere broer was houthakker. De houthakker had bomen omgehakt waarop een soort parasiet groeit. Die parasiet is het enige wat rendieren wensen te eten in de winter. Zul je net zien.

Een van de privileges van mijn baan is dat de waanzin voor het opscheppen ligt.
Ik vind iets geruststellends uitgaan van waanzin.
Het blijkt allemaal nog net iets gekker dan je dacht.
Verrassender.
Even hapert het beeld van een rechtlijnig en extrapoleerbaar leven.

Ik ben ook een groot voorstander van de rehabilitatie van het Noodlot.
Maar ik dwaal af.

Het was een goede dag voor waanzin.

Eerder sprak ik een collega die meewerkt aan onze opleiding voor GlobalChem. Hij doet de mannen van een ton. Die zijn net in dienst. Dat doet hij samen met enkele Amerikaanse wetenschappers.

Nu mogen de Amerikanen die meewerken aan de opleiding van overheidswege geen les geven over technische zaken aan Syriërs, Noord-Koreanen, Iraniërs en nog zo wat hardwerkende volken.
‘Lastig,’ zei ik.
Nou nee. De Amerikanen hadden allemaal twee laptops. Eentje voor gebruik in de VS en eentje voor in het buitenland. Volgens de gegevens op de laptop in de VS bestonden de Syriërs niet, noch het lesmateriaal dat zij van overheidswege niet mochten zien. Op de andere laptop stond alles. Binnen GlobalChem bleken veel mensen twee laptops te hebben. Er was zelfs een alternatief intranet gebouwd voor de Syriërs, omdat ze officieel niet op het Amerikaanse corporate intranet mochten. Het alternatieve intranet was vollediger en informatiever dan de officiële versie.
Waanzin haalt het beste in mensen en organisaties boven.

Net voor ik naar huis ging kreeg ik een mailtje van de uitgever van mijn inmiddels lang vergeten proefschrift. Een proefschrift is een boek dat maar geen boek wil worden, schreef Kees Fens ooit. Hij noemde de kamer van de universiteitsbibliotheek waar de proefschriften stonden opgeslagen ‘een mausoleum.’
Afijn.
De uitgever mailde dat er vorig jaar zeventig exemplaren verkocht waren.
Dat leek me een foutje.
Zelfs in het eerste jaar na verschijning haalde ik dat niet.
Wat bleek.
Een burgemeester had mijn acht jaar oude proefschrift gelezen en in een tijschriftje voor burgemeesters lovend gerecenseerd.
Ik heb van mijn leven nog nooit een burgemeester gesproken. Een keer stond ik op een feestje naast Schelto Patijn. En at zwijgend een roomsoesje. Schelto ging vanzelf weer weg.

De burgemeester bestierde een gemeente die ik niet kende. Winterwael. Zoiets. Misschien was het zo’n naam die uitgevonden moest worden wegens een gemeentelijke herindeling. Ik zocht de gemeente op in de Staatsalmanak. Tienduizend inwoners.
Ik zag een beeld van een notenhouten bureau in een kamer met lambrisering en uitzicht op de dorpsmarkt. Naast het postboek van de burgemeester, met daarin de laatste raadsstukken en een brief van een burger die ageerde tegen de nieuwe rotonde op de Veneweg, lag een boekje waaruit kleine geeltjes staken met aantekeningen.
Mijn proefschrift.
Waarin het woord gemeente niet voorkomt.
En dat verder ook geen relevantie kan claimen ten aanzien van burgemeesterlijke besluitvorming.
Maar de burgemeester van Winterwael vond dat hij zijn horizon moest verbreden.
En daarom las hij een vergeten proefwerkje van een anonieme beginnende wetenschapper.

Zoals ik al zei, de waanzin ligt voor het opscheppen.