Voortgezette anamnese

Ik wilde vertellen over mijn e-mail aan een van de prinsen van Oranje-Nassau.
Maar laten we eerst mijn openbare anamnese nog even voortzetten.
Het is goedkoper dan een professioneel consult en aanzienlijk onderhoudender.

Iemand opperde smetvrees.
Het eerste waar ik aan dacht is de badkamervloer.
Mijn vrouw verlaat de douchecel zonder zich af te drogen.
Ik kan me moeilijk verplaatsen in de bewustzijnstoestand die dat een aantrekkelijke gang van zaken maakt. Alleen al de koude die daarmee gepaard gaat, dwingt mij tot afdrogen.
Hoe dan ook, de badkamer oogt vervolgens als de locatie van een zojuist beëindigde brandweeroefening.
Enige tijd daarna spring ik ongemakkelijk tussen de plassen door naar de wasbak.
Dat heeft niets met hygiëne te maken, maar wel met vrees.
Op dat moment voelt het zeer bedreigend dat mijn sokken nat worden.
Hetgeen ze onveranderlijk worden.
Afijn.
Meer steun voor de diagnose OCD, zou ik zeggen.

Een andere contra-indicatie voor smetvrees is het feit dat ik nooit iets weg gooi uit de koelkast.
Soms houdt mijn vrouw een bakje of kommetje omhoog en vraagt ze of ik nog iets van plan was daarmee. De inhoud van het betreffende bakje of kommetje beantwoordt geheel op eigen kracht die vraag, maar mijn vrouw is niet geïnteresseerd in het antwoord. In haar wereld is de beschimmelde inhoud van het bakje of kommetje een confronterende boodschap aan mijn adres.
Maar schimmel is een van de zachtaardigste levensvormen die ik ken.
In het verleden wilde ik deze nog wel eens voorzichtig uit het bakje scheppen, om daarna alsnog de maaltijd te nuttigen. Na verlengde opwarming in de magnetron, dat wel.

Geen smetvrees, lijkt me zo.
Wat het compulsieve opruimen en schoonmaken betreft: die speelt zich vooral aan de oppervlakte af.
Een kast mag een bende zijn, zolang ik maar weet waar mijn spullen liggen en de buitenkant van de kast volstrekte orde uitstraalt.
Ik weet precies waar dingen liggen.
Met een minimum aan handelingen het juiste voorwerp te voorschijn halen, vervult me met grote bevrediging.
Mijn vrouw heeft een omgedraaide preferentie: ze wil voortdurend de kast opruimen, omdat ze nooit iets kan terugvinden.
Zelfs voor haar sleutelbos heeft ze geen vaste plek.
Het lijkt me een vermoeiend universum, waar alles voordurend in beweging is.
Ik ervaar sleur als het hoogst haalbare.
Omdat haar opruimactie steeds wordt uitgesteld, legt mijn vrouw de dingen die ze wil kunnen terugvinden boven op de kast, tot er uiteindelijk meer op de kast dan er in ligt.
Dat kan natuurlijk niet.
Ik verzamel die spullen en prop ze in haar gedeelte van de kast.
Dat is mijn equivalent van het omhooghouden van het bakje of kommetje uit de koelkast.

Als ik de reacties mag geloven, heeft vooral mijn kookplaatbehandeling enige bevreemding gewekt.
Maar de kookplaat is een zeldzaam dankbare vorm van uiterlijke orde.
Met de juiste handelingen ziet de plaat er uit als nieuw.
Onaangeraakt.
Dat is bijna magie.
Zoals een sneeuwbui het maagdelijke witte sneeuwoppervlak weer herstelt.
Ik weet niet precies wat dit zo belangrijk maakt.
Misschien probeer ik iets uit te wissen.
Of tekenen van verval voor te zijn.

Na de stukjes over mijn huiselijke terreurregime, kwam W. mijn kantoorkamer binnengelopen.
‘Moeten we ons zorgen maken?’ vroeg hij.
Ik lachte wat.
Je kan de geesteszieke niet vragen zichzelf te diagnosticeren.

Zegt u het maar.