Maand eenendertig

Lieve Vera,

Deze maand heb je voor het eerst je moeder neergeschoten.
Ze was er enigszins door ontdaan.
Je stak je wijsvinger naar haar uit en zei ernstig: ‘Pioew pioew, mamma, pioew pioew.’
Je moeder zag dat als de eerste grote slag die ze verloor tegen de maatschappij.

Zelf laat ik de maatschappij graag het vuile werk opknappen. Ik heb altijd veel plezier beleefd aan pioew pioew, maar dat is niet het soort wijsheid die je geacht wordt op je eigen kind over te dragen. Toch denk ik met liefde terug aan de Britse helm, het koppel met veldfles van het Amerikaanse leger en het groen uniformjasje waarin ik jarenlang heb rondgelopen. Tegenwoordig laat ik de computer de schietgeluiden maken.
Ik kreun er hoogstens nog passend bij.
Ook op dit terrein doet de computer allerlei vaardigheden verloren gaan.
Je zal merken dat de cultuurpessimisten overal een aanleiding in zien om de ondergang van onze beschaving aan te kondigen.
Laten we hopen dat ze gelijk hebben.
Ik ben wel toe aan iets anders.

Het was een zware maand voor je moeder.
Een week eerder waren jullie ook al met de crèche naar de McDonalds geweest.
Dus nu is het 0-2 voor de maatschappij.
Je kan het scoreverloop van de rest van de wedstrijd waarschijnlijk zelf wel voorspellen.
Mijn advies is daarom om zo snel mogelijk op te houden met tellen.
Je kan het beste voor spek en bonen meedoen.

Verder begon je deze maand meer verhalen te vertellen, meestal tijdens het eten.
Praktisch gezien gaat dit als volgt:
Jij: Gevallen!
Ik: O ja, ben je gevallen?
Jij: Ja, gevallen!
Ik: Waar ben je gevallen?
Jij knikt ernstig.
Ik: Ben je op de crèche gevallen?
Jij: Ja, gevallen. Mamma, ben gevallen!
Mamma: O jeetje.
Ik: Waarom ben je gevallen? Wat gebeurde er?
Jij, met een ondertoon van zelfmedelijden: Ja. Heel! Hard!

Verder wil ik graag voor het verslag laten vastleggen dat alle kunstjes die we je laten doen, ook door onszelf worden meegedaan. Dan heet het geen mishandeling, maar solidariteit.
Het gaat niet van harte, maar jij eist het.
Zo zaten we deze maand bijna elke avond met zijn drieën op de grond, terwijl we probeerden onze tenen tegen onze neus te duwen.
Dat is vanwege een liedje uit de musical van Nijntje, jouw favoriete vermaak van de afgelopen tijd. Verderop in het liedje wordt ook gevraagd om je oren bij je neus te doen.
Alle drie kraaien we dan verbaasd dat dat helemaal niet kan.
Je zou denken dat de verbazing enigszins slijt, maar het tegendeel blijkt het geval.
Technisch gezien heet dat: overacting.
Het is een belangrijke vaardigheid.

Tot slot moet ik nog een bekentenis doen.
Vorige week heb ik je op het asfalt laten vallen bij de crèche.
Ik tilde je uit het kinderzitje, terwijl ik met mijn andere hand de fiets vasthield.
Toen ik mijn evenwicht verloor, kon ik niet kiezen tussen het loslaten van de fiets of van jou.
Niet-kiezen is ook een vorm van kiezen, blijkt.
Je zal merken dat je vader daar erg bedreven in is.
Toen je hoofd het asfalt raakte klonk het alsof een blok openhaardhout op een steen viel.

Je moeder vroeg later die ochtend of ik er nog ziek van was.
Vroeger kon ik een dag misselijk zijn als ik bijvoorbeeld in je vinger had geknipt bij het verzorgen van je vlijmscherpe nageltjes. Ook al was jij het na vijf minuten al weer vergeten.
Maar die dag was ik niet misselijk.
Misschien ben ik minder bang je pijn te doen.
Of ik heb dat geaccepteerd als iets onvermijdelijks.
Zoals een slogan uit deze tijd al zegt: De maatschappij, dat ben je zelf.