Mijn spaargeld

Het lukt me maar niet ongerust te worden over de economische crisis. Ik voel eerder opluchting. Ondernemingszin, zelfs. Al het aangekondigde onheil heeft me doen beseffen dat veel van mijn handelen samen te vatten is in een woord: voorzichtig.
    Het gevolg is inertie. Stilzitten. Zo werk ik inmiddels ruim vijftien jaar bij dezelfde organisatie. Er is een groep mensen bij wie dat gegeven medelijden opwekt.
    Overigens vind ik medelijden een sympathiek fenomeen. Zij die klagen dat de menselijke verhoudingen verkillen, kan ik aanraden zichzelf wat meelijwekkender te gedragen.
    Maar goed.
    Stel dat het waar is dat het hele bouwwerk binnenkort in elkaar kan donderen. Dat de hardwerkende en oppassende middenklasse langzaam naar de slachtbank schuifelt. Dan gaat het om de vraag hoe je die gang wilt vormgeven. Voorzichtigheid is geen antwoord.
    Een paar dagen geleden  las ik dat Nassim Nicholas Taleb, een van de nieuwe profeten van de Totale Ontwrichting, vond dat je goedgekleed en gladgeschoren naar je eigen executie diende te gaan. Dat is een bruikbare suggestie, maar met het uitvoeren daarvan ben je na een minuut of vijf wel klaar – zeven minuten als ik rustiger scheer om voor een keer geen snijwonden te veroorzaken. Blijft de vraag wat je de rest van de tijd doet.

In de New Yorker stond een artikel over een in Amerika woonachtige Rus die de zichzelf voorbereidde op de ineenstorting van de Westerse samenleving – al vond hij zijn maatregelen alleszins bescheiden. Hij zei: “I’ve never been a complete collapsitarian.”
    Dat lijkt me een mooi antwoord op de vraag welk sterrenbeeld je bent: “Collapsitarian.”
    De Rus zei ook: “When faced with a collapsing economy, one should stop thinking of wealth in terms of money.”

En zo begon ik te fantaseren over het opmaken van mijn spaargeld.
    Ik kan me niet herinneren eerder over mijn spaargeld gefantaseerd te hebben. Mijn spaargeld had altijd maar een doel: te bestaan. Niet om gebruikt te worden, want dan zou het niet meer bestaan en dat moest te allen tijde voorkomen worden.

De afgelopen dagen verzin ik bestemmingen voor mijn spaargeld. Frivole bestemmingen. Liefst wel milieuvriendelijk. Ook als iets geen zin meer heeft, wil dat niet zeggen dat je het achterwege kunt laten.

Toen ik mijn spaargeld ter sprake bracht, begon mijn vrouw zelf over de crisis. Ze was niet bang, maar ze had beredeneerd dat ze eigenlijk bang zou moeten zijn. Ze keek me aan alsof ze hoopte dat ik ter plekke de angst in haar zou weten te jagen.
    Net als ik werkt ze in de publieke sector. Misschien is dat wel de essentie van het ambtenarenschap: de onmogelijkheid om een wezenlijke breuk met de routine serieus te nemen. Alhoewel. Wellicht is het de essentie van de oppassende en hardwerkende middenklasse.

Terzijde: Toevallig had enkele dagen eerder een onbekende me een korte e-mail gestuurd met de mededeling dat een goede baan, een vrouw en een kind mooie dingen waren, maar niet wanneer je schrijver wilde zijn.
    Punt.
    Einde mededeling.
    Ik heb zelden een raadselachtiger bericht ontvangen. Zou de man gedacht hebben: ‘Iemand moet het hem vertellen?’ Alsof er deze wijsheid een gedroogd korstje van snot was dat onopgemerkt aan mijn neusgat bungelde.
    Mijn vrouw vroeg droog: Dus hij vond het geen goed boek?

Vooralsnog heb ik geen concrete plannen voor mijn spaargeld, maar de lichtzinnigheid waarmee ik het in gedachten uitgeef sijpelt langzaam door in andere delen van mijn leven. Een hele hoop vragen blijken overbodig. Behalve deze: Welke hobby’s heeft een collapsitarian?