Maand eenenvijftig

Lieve Vera,

Vanavond zat ik aan tafel met de meneer die jij Weiland noemt. Ik had hem net verslagen met squash. Toen de serveerster ons eten had gebracht, feliciteerde hij me voor de derde keer die avond met de overwinning. Dat was minimaal twee keer teveel. Ik vroeg hem enigszins wantrouwig waarom ik zo uitvoerig gefeliciteerd werd. Hij antwoordde dat hij wist hoe erg ik verliezen vond.
    Het is waar, ik veracht verliezen. Na een verloren partij heb ik een klein uur nodig om mezelf uit te leggen dat doorleven een alleszins redelijk voorstel is. Een vergelijkbare intensiteit voel ik niet als ik heb gewonnen. Winnen is een vrij fletse gewaarwording. Het bestaat vooral uit de opluchting dat ik niet verloren heb.
    Weiland is een grootmoedig verliezer. Niet omdat hij de winnaar veelvuldig feliciteert. Integendeel. Dat soort felicitaties proberen eigenlijk de overwinning uit te vlakken, en daarmee ook het verlies. Een verliezer moet pijn voelen, anders doet de overwinning er niet toe. Wellicht niet zoveel pijn dat een uur toegewijd tandenknarsen vereist is voordat je een reden hebt gevonden om door te leven, maar een minimale dosis chagrijn is onontbeerlijk. Uitbundig feliciteren is vaak nauwelijks verhuld chagrijn, een strategie van de zwakkere om alsnog de overwinnaar zijn overwinning te ontnemen. Maar dat chagrijn ontbreekt er volledig aan bij Weiland. Hij is een grootmoedig verliezer omdat het hem onverschillig laat. Hij speelt fanatiek voor elk punt en drie seconden na de laatste bal is de uitslag nog slechts een statistiek voor hem.
    Je kunt dat soort mensen haten of je kunt ze je vriend maken.
    Ik heb stille hoop dat jij ook een slecht verliezer zal blijken te zijn. Je moet ergens je onvrede met de wereld onverdund kunnen voelen. Een door TL-balken verlichte sportkantine is daarvoor een uitermate geschikte locatie. Je leven te behandelen als een verzameling statistieken kun je beter bewaren voor situaties die er echt toe doen. Er was een periode dat je moeder graag statistieken over echtscheidingen citeerde. Ik begon me pas zorgen te maken toen ze daar mee ophield.
    Vooralsnog zijn de voortekenen goed. De uitdrukking ‘ik ben de winner’ behoort tot je favorieten. Als iemand anders beweert de winner te zijn, dan zeg jij snel: ik ben ook de winner. Er is veel in jouw leven dat je simpelweg poneert. Het is een verbluffend effectieve strategie. Je weet niet wat winnen is, maar je weet wel dat je er deel van moet uitmaken. Het wachten is op de persoon die je voor het eerst zal laten voelen wat verliezen is. Ik ben die persoon niet. Dat soort klussen besteed ik liever uit. Er zijn ongetwijfeld voldoende vrijwilligers die bereid zijn je te vertellen dat je een verliezer bent, net zolang tot jouw pogingen het tegendeel te poneren zijn gesmoord in tranen.

(Wordt vervolgd.)