Ovenfriet met spruitjes

Dit weekeinde keek ik met mijn twee dochters naar de vallende sneeuw. Mijn vrouw was een paar dagen weg. Vlak na haar vertrek belde mijn schoonmoeder of de verwarming het deed, of ik nog boodschappen nodig had, of er verder nog iets was. Er was verder niets, de verwarming deed het, de boodschappen waren gedaan. We hebben twee dagen ovenfriet met spruitjes gegeten. En ik had Belgisch bier in huis gehaald. Als mijn vrouw thuis is drink ik wijn, maar in haar afwezigheid bleek ik ineens weer een bierdrinker te zijn. Het was alsof mijn lichaam zich een eerder leven herinnerde. Een leven waarin het woord bierbuik me weinig angst in boezemde. Sinds ik getrouwd ben, boezemen allerlei zaken me angst in. Let wel, als ik nog iets van mijn leven maak, is het uit angst. Wat dat betreft kwam het huwelijk niets te vroeg.

We keken naar de sneeuw en het was goed. Ik stemde in met elk verzoek van Vera en mocht als beloning mijn stapel ongelezen afleveringen van The New Yorker verkleinen. Af en toe kwam ze naar de bank om op schoot te zitten of om een boekje te lezen. De rest van de tijd scharrelde ze door de kamer. Jules lag op haar buik en draaide als een kompas mee met de magnetische pool die haar grote zus is.
    Ik herinnerde me een moment tijdens tweede Kerstdag. Het is donker. Ik parkeer de leenauto om de hoek bij mijn schoonouders. Vera is net in slaap gevallen. We besluiten dat mijn vrouw en Jules al naar binnen gaan en ik bij Vera blijf zitten.
    Zitten in een stilstaande auto is een genot dat me iedere keer weer overvalt. In de droge, besloten akoestiek hoor ik haar ademhaling en de mijne. Af en toe schiet er een spasme door een van haar ledematen. Op de garage naast ons heeft iemand een lichtslang gehangen in de vorm van een rendier. Sporadisch rolt een auto om de hoek van het woonerf, de lichten doorsnijden onze cabine. De straten heten hier geen straten maar zijdes. Als in: Brechtzijde.
    De twintig minuten in die auto was het mooiste moment van Kerst.
    Ook toen las ik trouwens The New Yorker. Op mijn telefoon. Dat wil zeggen, verder dan de openingsregels kwam ik niet. Ik kan alleen prettig niets doen als ik iets te doen heb.

Zaterdagavond keek ik My Sister’s Keeper. Sentimenteel, maar niet zonder effect. Een kind sterft aan kanker.
   Soms fantaseer ik dat Vera of Jules een afschuwelijke ziekte krijgt. Een beeld is het, een flits, meer dan een fantasie. De pijn die het oproept is verslavend. De intense gewaarwording dat ik aan een ander mens gehecht ben.
    Toen ik eindelijk naar bed ging, was het gestopt met sneeuwen.