Een omineuze titel

Toen ik de woonkamer binnenkwam, met mijn muts nog over de oren, zei mijn vader dat Docters van Leeuwen in het journaal mijn naam had genoemd. En een boek van mij.
    Er waren zoveel dingen mis met die mededeling dat ik er vanuit ging dat ik hem niet goed had verstaan. Ik was ingesteld op een zin als: Nou, je fietslamp doet het weer en de heg is ook geknipt. Maar die zin zou pas later op de middag volgen. Dus ik zei: ‘Wat?’
    ‘Het ging over Irak. Heb je daar een boek over geschreven?’
    ‘Hij noemde mijn naam? Weet je het zeker?’
    ‘Ja.’ De suggestie dat hij niet zou weten wanneer de naam van zijn zoon genoemd werd in het journaal, stond hem niet aan.
    ‘En een boek?’
    ‘Ja.’
    ‘Welk boek?’
    Maar mijn vader wist niet meer welk boek. ‘Noem er eens een paar,’ zei hij.
    Met tegenzin noemde ik een titel.
    ‘Nee, die was het niet. Geloof ik.’
    Ik heb ooit meegeschreven aan een boekje waarvan Docters van Leeuwen een van de belangrijkste auteurs was. Maar als het om dat boekje ging, was er geen enkele reden om mijn naam te noemen.
    ‘Nee,’ zei mijn vader. ‘Die was het ook niet.’
    ‘En ook niet de roman?’
    ‘Nee, dan had ik het wel onthouden.’
    Zijn mededeling bij mijn binnenkomst was laconiek geweest, alsof het normaal was dat mijn naam in het journaal werd genoemd. Een van de effecten van sociale mobiliteit is dat je ouders niet meer weten wat normaal is. Met een ruimhartig gebaar nemen ze dan maar aan dat alles normaal is.
    Mijn vader had van mij uitleg verwacht. Nu die uitbleef, werd hij ook onrustig.
    ‘Kun je dat niet euh, op de televisie terugkijken, hoe heet het, bij ons kun je dat dan nog op de receiver opslaan, als je op de knop drukt.’
    Ik zocht op Uitzending gemist naar het journaal van twaalf uur.
    ‘Ja, dit is het,’ zei mijn vader opgewonden. ‘Straks komt het.’
    Ik spoelde vooruit. Het was niet zozeer een journaaluitzending, maar een gedeelte van de live-uitzending rondom de persconferentie van de commissie Davids. Helemaal aan het einde verscheen Docters van Leeuwen in beeld. Na twee zinnen werd de opname afgebroken. Mijn naam was niet gevallen.
    Ik ging koken. Ik wilde liever eerst mijn donkere pak en grijze stropdas uittrekken, maar ik had mijn vrouw beloofd mijn hoogleraarstoga aan te trekken. Met een zekere begerigheid had ze daarom gevraagd. In een huwelijk is het zaak niet lichtzinnig om te springen met begerigheid. Onder de toga moet een donker pak en een grijze stropdas.
    Terwijl ik andijvie sneed, realiseerde ik me de oplossing voor het journaalmysterie. Docters van Leeuwen, die ik sporadisch tegenkom in Den Haag, had me verward met iemand anders. Iemands boek was genoemd omdat het iets met Irak of oorlog of het volkenrecht van doen had. En Docters had daar de verkeerde auteursnaam aan gekoppeld.
    Na het eten zocht ik toch nog een keer op Uitzending gemist. Mijn vader stond naast me. Toen vond ik een langere registratie van de live verslaggeving. Deze keer was Docters er niet afgeknipt. Gespannen wachtte ik op het moment.
    Helemaal aan het einde gebeurde het. De presentatrice probeerde langzaam de uitzending af te sluiten. Docters was echter nog niet klaar. Het ging over tunnelvisie. Hij zei: ‘Daar zijn mooie proefschriften over geschreven. Euh. Maar, laat maar.’
    Mijn proefschrift van elf jaar geleden bevat alleen in een zeer fantasierijke lezing elementen die je, als je daartoe geneigd zou zijn en als de voorraden van de duizenden academische boeken die gaan over tunnelvisie om niet nader te noemen redenen allemaal in rook zouden zijn opgegaan, zou kunnen scharen onder de noemer: tunnelvisie.
    Het gesprek bewoog weer weg van proefschriften.
    En toen, in de allerlaatste seconden van de uitzending, vergezeld van een verontschuldigend handgebaar voor het feit dat hij de afronding van de uitzending ophield, zei Docters: ‘Michel van Eeten, ik zeg het toch nog maar even, heeft er een mooi proefschrift over geschreven. Dat heet: Dialoog tussen de doven.’
    De presentatrice sloot het gesprek af met de woorden: ‘Een omineuze titel.’