Maand vierenzestig

Lieve Vera,

Op de laatste dag van het jaar zei je: ‘Vandaag is oud. Morgen is nieuw.’ En zo is het.
    Nieuw kabbelde voorbij. In de ochtend van 2 januari tuigden we de kerstboom af. Je moeder was enigszins bevangen door melancholie en ze besloot dat de boom moest gaan. Zelf dacht ik dat hij nog een week zou blijven. Maar als het onvermijdelijke eerder afgewikkeld kan worden dan verwacht, ben ik er als de kippen bij. Alsof ik het leven even te snel af ben. De boom moest hoe dan ook worden afgevoerd. Nog voor hij de kans kreeg ons te herinneren aan die taak, laat staan een verwijtende hoeveelheid naalden los te laten om ons treuzelen te onderstrepen, lag hij al achter in de auto. Het voelde als een ontvoering.
    We zaten gevieren in de leenauto. Je moeder moest de prikkende naalden in haar rug dulden, omdat ze ingeklemd zat tussen je zusje en de boom. Jij zat naast mij, voorin, omdat je kinderstoel meer plaats innam dan je moeder.
    We brachten de boom terug naar de plek waar we hem hadden uitgegraven, een perceel vol meer of minder mismaakte kerstbomen op het landgoed van een kasteel. Het ophalen heeft iets van een bezoek aan een dierenasiel. Afgedankte exemplaren die hoopvol in de houding staan terwijl gezinnetjes keurend langs de rijen dwalen tot ze hun eisen genoeg hebben bijgesteld om een klein gebrek te vergeven – een grote tak zonder naalden, een kromme piek, een kaal stuk stam halverwege de boom die daardoor de vorm heeft van een plateauschaal voor desserts.
    Op het landgoed stonden twee stationwagens met open achterkleppen. Moeders en vaders zeulden met bomen. Door de open klep kon je de kruinen zien van kinderen die waren ingesnoerd in hun zitjes. Een enkeling deed verwoede pogingen om achterom te kijken naar het bevrijden van de boom uit de auto.
    De poort naar het perceel was nog dicht. We plaatsten de boom naast de ingang, waar al een stuk of tien andere lotgenoten waren achtergelaten. Toen brachten we een laatste groet.
    Het begon ooit uit milieuoverwegingen, het ophalen van een boom bij het landgoed. Maar ik betwijfel of het milieu veel opschiet met alle extra activiteiten die nodig zijn voor het hergebruik. Milieukundigen hebben ooit de troosteloze constatering gedaan dat het milieu vaak meer gebaat is bij weggooien, dan bij hergebruik. Recycling heeft vooral sentimentele waarde. Begrijp me niet verkeerd, we recyclen ons een ongeluk. Het milieu kunnen we er niet mee redden, maar daarom hoeven we ons nog niet het geluk te ontzeggen van een teruggebrachte statiegeldfles. Het terugbrengen van de boom, een levend wezen dat onze warmte heeft gedeeld en toch een beetje een gezinslid is geworden, is navenant troostrijker. Of misschien is het beter om te zeggen: het is te deprimerend om hem naast de gemeentelijke afvalbakken achter te laten.
    We redden dus niet zozeer het milieu, we redden vooral onszelf. Vandaag is oud, morgen is nieuw en onderweg klamp je je vast aan een boom.