Bubbel

Оптимист_и_пессимист.jpg

Ik ben hier blijkbaar te dom voor, zei D. geagiteerd. Wat hij bedoelde was: jij praat abstracte onzin. En ik dacht: wat ben jij toch een ongelooflijk arrogante eikel. Ik ga nu naar huis en wil niks meer met jou te maken hebben.

Meteen daarna zag ik hoe onpraktisch dit voornemen was, omdat D. een van mijn beste vrienden is en ik dan een heel nieuw iemand moet gaan inwerken.

Het ging weer eens over nationalisme en integratie en andere begrippen die als hondenstront aan je schoenzolen blijven zitten. Voor de derde keer in een maand raakte ik van de kook. Daar klopt iets niet. Andere mensen raken van de kook, ik niet. Mijn zelfbeeld, een woord dat in toenemende mate klinkt als een grap, meent dat mijn gevoelshuishouding is overgereguleerd. Normaal moeten mijn emoties langs allemaal mannetjes met slagbomen voordat ze tot mij doordringen, laat staan uitgesproken worden. Elk van hen controleert de papieren en vroeg of laat blijft er een slagboom dicht. Nee, meneertje, uw lading irritatie voldoet niet aan de invoereisen. Hier mag alleen goed onderbouwde boosheid naar binnen. Ik zie geen onderbouwing op de vrachtbrief staan. U zult moeten omdraaien. Luister, ik doe u een plezier, want mijn collega verderop is nog strenger. Zelfs als u een pallet rechtvaardiging bij u had, gaat hij u vertellen dat uw boosheid niet functioneel is in deze situatie en dus niet door mag. En dan zit u met dure opslagkosten daar. Nee, u kunt het beter nu meteen afvoeren naar de stortplaats. Is voor iedereen beter.

Als ik D. zie, dan zijn die mannetjes met verlof en staan alle slagbomen open. Dat is fijn, vriendschapstechnisch gezien, behalve die ene keer per jaar, als ik te laat door heb dat er een brandende vrachtwagen mijn gemoedstoestand komt binnengereden.

Terwijl: we voerden zo’n keurig gesprek. Vier mannen van middelbare leeftijd bespraken een boek van een Nobelprijswinnares over de teloorgang van de Sovjet-Unie. Keuriger wordt het niet. We debiteerden observaties, af en toe een keurige mening, afgewisseld met een vriendelijk woord over de Italiaanse wijn.

Toen we daar heel tevreden zaten te soezen in onze geestelijke rijkdom, ging het gesprek ongemerkt naar nationalisme en integratie en vreemdelingen en allemaal woorden die inmiddels bij mij de alarmbellen doen afgaan. D. debiteerde meningen en ik dacht: jezus, jij ook al? Jij tuimelt ook al in deze valkuilen?

Heel even zag ik de toekomst vergaan. Ik begin te veranderen in een cultuurpessimist, een hobby waar ik altijd enorm op heb neergekeken.

Ineens had ik enorme behoefte aan een bubbel, aan een kleine kring van gelijkgestemden die je de illusie geven dat de buitenwereld langzaam aan het doordraaien is, maar dat er hier, rond de tafel, troost is te vinden. Sommige mensen zien de bubbel als de oorzaak van het probleem. Maar zelfs een racist gun ik een bubbel. Een racist zonder troost is gevaarlijker dan eentje met, speculeer ik.

Michel van EetenComment