Het Grote Omhoogvallen (slot)

Eerder: zie gisteren.
 
Binnen een minuut kwam er een antwoord. ?Specifieke kennis van dingen is niet nodig,? stelde de meneer van de organisatie. Die zin liet ik even tot me doordringen.

Ik zag mezelf in mijn slechtst zittende colbertje achter een tafel.
    De voorzitter: ?De laatste jaren horen we steeds meer alarmerende berichten over de hoeveelheid ondingen op rijksniveau. Is er sprake van een crisis? Of is dit een overschat probleem?
    Ik: ?Een interessante vraag, voorzitter. De toonzetting van de berichten over de hoeveelheid ondingen is aan het verschuiven de afgelopen twee, drie jaren, maar ook al daarvoor. De berichten zijn duidelijk zorgelijker ? of om het preciezer te zeggen: alarmerender. Dat roept natuurlijk de vraag op hoe erg het nou werkelijk is. Voorzitter, afgaande op de berichten zou ik haast zeggen, we hebben met een crisis te maken. Maar aan de andere kant moet we ook oppassen de zaak niet te overschatten.?

Ik zou praten en praten en een slokje water nemen en verder praten. Mijn stem zou iets te hoog zijn. Mijn ogen zouden de zaal vragen van me te houden. Af en toe zou ik mijn wenkbrauwen verontschuldigend optrekken. ?Specifieke kennis van dingen was niet nodig.?

Toen de huivering was weggetrokken, zag ik dat de mail van de meneer van de organisatie nog verder ging. Hij noemde de drie andere panelleden. Hele Grote Namen.

Terwijl ik me vastklamp aan anonimiteit en onkunde belijd, probeert iemand me uit alle macht omhoog te trekken. Een mysterie. Omhoog komen betekent ellebogen, bruinwerken ? of als alles tegen zit: iets presteren. Zegt men. Ik had helaas nog geen kans gehad om mezelf bruin te werken. En toch begon ik omhoog te vallen. Ik voelde het. Een mysterieuze kracht trok aan me. Alsof ik het kleine meisje was uit Poltergeist, zoog het licht aan me. Go into the light, klonk het.

Ik zei ja.
Ze zouden me van te voren de stellingen van het debat sturen. Dat was geruststellend. Een van mijn talenten is het parasiteren op de ideeën van anderen.

Vanochtend zat ik met drie Hele Grote Namen achter een te kleine tafel tegenover tweehonderdvijftig rijksambtenaren die belast zijn met dingen. Ik had mijn trouwpak aangetrokken, maar geen tijd meer gehad om mijn haar te wassen.

Toen ik ergens halverwege het uitzuigen van de eerste stelling was, keek ik opzij. Aan weerzijden van het podium stonden grote projectieschermen met een powerpointslide waarop de stelling stond.

Alleen stond de stelling er niet meer. Ik zag een enorm hoofd van een meneer met warrig haar die opzij keek.

Na afloop kreeg ik, samen met de Grote Namen, een soort chocolade droogboeket. Het was nauwelijks te bevatten.