Mannen van Miljard

Eerder: 1, 2.

De Mannen van Miljard mochten dan het hoogste echelon van het bedrijf vormen, in beginsel is iedereen gebrekkig en zondig. Ze zouden aan de achtentwintig leerdoelen onderworpen worden die hun eigen afdeling Global Corporate Learning voor hen hadden bedacht.

De leerdoelen waren onderdeel van een bureaucratisch meesterwerk met JCP’s, FTU’s, TOL’s en PIR’s. Ik begon tafelruimte te claimen bij mijn buurmannen om alle uitgedeelde papieren te kunnen overzien. Mijn rechterbuurman zag me peinzend kijken en gaf me een gedrukte lijst waarboven stond: TLA – three letter acronyms.

Ik werd ongemakkelijk. Ook mijn baas draaide onrustig in zijn stoel. Waarom kwelden deze mensen hun eigen directeuren met zoveel bureaucratie?

Tussen de drieletteracroniemen door zeiden de vertegenwoordigers dingen als: ‘Dit is een zeldzame diersoort die je zelden in een groep aantreft. We mogen blij zijn als ze naar dit high level learning event komen.’
    Of: ‘Dit zijn veeleisende mensen, het is zeer belangrijk dat het event aan de hoogste eisen voldoet.’

Langzaam werd het duidelijk: het was een angstbezweringsbureaucratie. Bureaucratie is het wapen van de onmachtigen. Een Franse socioloog ontdekte ooit dat ondergeschikten meer aan bureaucratische procedures gehecht waren dan de leidinggevenden die de procedures hadden ingesteld. Het was een schild geworden. Zolang de ondergeschikten de procedures volgden, konden ze zich verantwoorden en zich immuniseren tegen het oordeel van hun bazen.

De Britse academici deden hun best om de leerdoelen te vertalen in iets wat we met de Mannen van Miljard konden doen. Maar ze liepen langzaam vast.
    Mijn baas en ik zeiden niets. We hebben één kunstje. Een academische goochelact. Iedereen houdt van goochelen – daarop gokken we. Je moet ons niet vragen een acrobatisch nummer op te voeren. We zijn te ervaren om brokken te maken, maar boeiender wordt het er niet van. Mijn meest acrobatische vaardigheid is de koprol. Na een keer of vier heb je dat wel gezien.

We hadden dus geen keus.
Toen de vergadering even stokte, schraapte ik mijn keel.
‘Vergeef me mijn directheid,’ zei ik.
‘Ik weet niet hoe jullie hier over denken,’ zei ik.
Mijn voorspel is doorgaans nogal uitgebreid. Dit om teleurstellingen aangaande het hoofdspel te verzachten. Ik durf na afloop nooit te vragen of het heeft gewerkt. Ik vermoed dat de tegenpartij na afloop niet durft te vertellen dat het de teleurstelling alleen maar groter maakt. Ik deed immers zo mijn best, dat moeten zij ook toegeven.
‘Maar,’ zei ik. ‘Ik denk dat niemand in deze ruimte in een positie is om de directeuren iets te leren.’

~Vervolg~