Slechtnieuwsgesprek op een paal

De twee gezichten zweven soeverein een meter of tien boven het asfalt. Ze heersen over de Amsterdamse Veerkade. De schreeuwerige reclameborden houden zich muisstil sinds de twee gezichten zijn gearriveerd. Ook de verkeersborden wijken respectvol. Sommige berichten zijn nu eenmaal belangrijker dan andere.

[[lightbox:luchtverontreiniging.jpg:(thumbnail)::center:0]]

Er zijn zelden vrolijke berichten, blijkt. Meestal worden we bij thuiskomst ontvangen door twee beteuterde smoelwerken. Ik heb het rechtse gezicht wel eens zien lachen, maar echt goed nieuws kan er toch niet te melden zijn over ‘fijnstof’ – daar gaat die rechtse over. Zijn broer doet NO2. Maar ach, de gemeente vindt het reden tot vrolijkheid als ze voor even de Europese norm niet overschrijden – en geef ze eens ongelijk. Wie het kleine niet eert, houdt het niet lang vol bij de overheid.

Ik sprak toevallig een raadslid, vlak voor de verkiezingen. Ik vroeg haar wat ik moest stemmen. Ze zei dat haar partij veel aan luchtverontreiniging ging doen.
Is luchtverontreiniging zo erg? vroeg ik.
De Veerkade is meest verontreinigde straat van Nederland, zei ze.
O ja, dat had ik geloof ik al eens gehoord.
Ik zei dat ik mijn dochter naar de crèche aan de Veerkade breng en er niets van merkte.
Dat was het verkeerde antwoord.
Ze was geschokt dat ik het probleem niet serieus nam. En dat ik haar bracht naar een crèche aan de Veerkade.
Ik begon te twijfelen aan mijn ouderlijke kwaliteiten. Ik had zonder nadenken mijn dochter uitgeleverd aan de fijnstof. Dat beloofde weinig goeds voor de bedreigingen die nog zouden volgen. De enige bedreiging die ik tot dusver hoog op mijn agenda had geplaatst werd gevormd door bleke knaapjes met brommers. Het was nog een jaar of veertien te vroeg om daarvoor de noodtoestand uit te roepen.

Het raadslid citeerde uit haar hoofd een statistiek van het RIVM. Het was iets prachtigs dat ik niet kon onthouden. Zestienduizend mensen in Den Haag overlijden een jaar eerder vanwege de luchtverontreiniging – iets in die geest. Er ging iets geruststellends uit van het idee dat het RIVM weet wanneer wij geacht worden te overlijden en dat de overheid zich bekommert om een jaartje meer of minder. Ik voelde de warmte van goede bedoelingen.

Daarna somde ze de aandoeningen op die mijn dochter kon oplopen vanwege de luchtverontreiniging. Dat klonk toch verdomd alarmerend.
Misschien heeft u gelijk, zei ik.
Het raadslid knikte ernstig.
Het was even stil.
Ik krabde aan mijn achterhoofd en vroeg me af of ik een nieuwe crèche moest gaan zoeken – eentje ver uit de buurt van sombere gezichten op palen.
Ik vroeg of ze vond dat ik mijn dochter van die crèche moest halen.
Er veranderde iets in de houding van het raadslid.
Nu kwam het deel van haar baan dat ze het leukst vond.
Ze zei dat ze gelezen had in een gemeentenotitie dat de crèche aan de Veerkade een zeer geavanceerd afzuigings- en ventilatiesysteem had.
Er was dus geen reden tot paniek.

In één gesprek werd me een ernstig probleem aangepraat en van een oplossing voorzien.
Mooier dan dit kan politiek niet zijn.

Maar dan die paal met de twee gezichten.
Elke keer als de VIHB en ik ‘m passeren schrikken we een beetje.
Niet vanwege het slechte nieuws, maar omdat we vergeten waren dat hij er stond. En omdat we in verwarring raken. De paal suggereert dat we iets moeten met die informatie en we weten niet wat.
Dat we ons zorgen moeten maken, misschien.
We speculeren dan even over de ambtelijke vergaderingen die zijn besteed aan de vormgeving van de paal. Een communicatiedeskundige legde uit dat burgers niet weten wat fijnstof en NO2 is. Dat je daarom smileys moest gebruiken, want dat snapt iedereen.

Ze hadden gelijk.
We snappen het.
Wat de communicatiedeskundige niet heeft uitgelegd is wat we met die informatie moeten.
Blijft over een slechtnieuwsgesprek op een paal.
En het milde schrikken.
Een van de leukere kanten van het ouderschap.