De trouwring en de cartograaf

Collega M. zei dat hij net terug was van vakantie.
Hij stond in de deuropening. Hij behoort tot de populatie van mensen die in deuropeningen staan. Soms hangen tegen de deurpost. Maar niet doorlopen tot in de kamer. Misschien valt deze groep samen met de populatie die badslippers dragen onder de gemeenschappelijke douches van het sportcentrum.
Hij had het fijn gehad op vakantie.
Mooi.
Ik veegde de roos van de schouders. Het was woensdag ? vier dagen sinds ik mijn haar gewassen heb. Vanaf woensdag begint het obsessieve vegen van de schouders. Van zaterdag tot woensdag haal ik obsessief mijn handen door het haar. Pas gewassen haar valt steeds in mijn gezicht. Maar op woensdag is het enigszins vet geworden en blijft het zitten. Dan heb ik precies op tijd mijn handen vrij voor het vegen van opkomende roosbuien.

Collega M. zei dat hij nu vandaag, zijn eerste werkdag, bezig was met het in kaart brengen van de werkzaamheden. Ik dacht aan cartografen die exotische gebieden in kaart brachten zonder een moment de intentie te hebben die gebieden te bezoeken.
Aha, zei ik. Voor een woensdag lag er toch al behoorlijk wat roos op mijn schouders. Misschien leek dat maar zo door mijn donkerblauwe overhemd. Ik veegde iets fermer over mijn schouders.
Ineens schrokken we op door een harde metalen knal en enkele daaropvolgende tikken.
We keken allebei in de richting van het geluid.
Ik zag niks.
Collega M. vroeg wat dat was. Hij deed een heel klein stapje de kamer in, stopte abrupt toen hij zichzelf daarop betrapte en ging reikhalzend voorover hangen vanuit de deuropening.
Goede vraag, zei ik.
Ik keek naar mijn rechterhand.
De trouwring was weg.
Oeps, zei ik. Ik liep om mijn bureau heen en kroop op handen en knieën langs de radiator, computerkabels en dozen met boeken.
Collega M. keek het even aan.
Nou, dan ga ik maar weer eens aan het werk, zei hij uiteindelijk.
Hij wachtte of ik nog iets zou zeggen dat enig oponthoud zou veroorloven alvorens zijn cartografische expeditie weer hervat zou moeten worden.
Ik kroop rond en dacht na over hoe ik dit in vredesnaam thuis kon uitleggen.
Toen ik de ring onder de kapstok gevonden had, keek ik op.
De deuropening was leeg.