Homobladen

Donderdagochtend, Luton airport. De chauffeur die me komt ophalen heeft een vriendelijk gezicht en het gebit van een recent gestopte roker. We lopen naar de auto. Op de voorportieren staat het logo van de universiteit waar we heen gaan.

Zodra we op de snelweg zitten begin ik over het WK. Ik klamp iedereen aan om over voetbal te praten. De oefenwedstrijden zijn al dagen voorbij en het toernooi is nog niet begonnen. De spanning kan nergens heen. Het voelt als seksuele opwinding, maar dan zonder de mogelijkheid tot masturbatie.

Ik interview de man over het Engelse elftal. Of Ferdinand niet te grillig is voor centraal achterin. Dat het middenveld grote namen bevat. Waarom er voorin iemand staat die Crouch heet. O ja, Crouch, zegt de man. Hij weet niet van welke club Crouch is.

Op de snelweg passeren auto’s met Engelse vlaggetjes. De man zegt dat hij zijn vlaggetje bewaart voor als Engeland moet spelen. Anders is ‘ie al helemaal stuk van het rijden op de snelweg.

Ik vraag hem welke groepswedstrijd hij het meeste vreest. Mijn voetbalopwinding is sterk gedreven door angst. Angst kent evenmin de mogelijkheid tot masturbatie.
De man vraagt me wie er ook alweer bij Engeland in de groep zitten.
Ik beantwoord zijn vraag en verander het onderwerp naar het tolsysteem van Londen.

Op de universiteit zitten twee professoren in de lederen banken van een koffiehoek op me te wachten. Ik begroet ze en neem plaats. Er is nog iemand onderweg op wie we moeten wachten.

Ik begin over het WK.
Ik hou meer van Formule 1, zegt de ene hoogleraar.
Ik haat voetbal, zegt de andere hoogleraar.

(Morgen verder.)