Van onder de riolen

 ‘Mensen van boven de riolen,’ zei Jan Marijnissen op de radio. ‘Euh, rivieren.’

Ik genoot even van zijn verspreking die onbedoeld mensen van boven de riolen beledigde. Of misschien niet onbedoeld.

Maar twee seconden later begreep ik niet meer waarom ik dacht dat het een belediging was – nog afgezien van de vraag waarom het dan alleen de mensen erboven zou betreffen, en niet die eronder.
Ik dwaalde even af bij de gedachte dat het eigenlijk feitelijk correct was: Die rivieren functioneren als riolen.

En toen begreep ik waarom ik had genoten: Ik wil graag dat mensen van boven de riolen worden beledigd.
Ik ben zeventien jaar geleden naar het westen verhuisd, maar emotioneel heb ik Limburg nooit verlaten.
Ik kan me nog herinneren hoe gekleineerd ik me voelde toen ik als puber op de bank voor de televisie zag hoe Hollandse presentator op ironische toon aan een Limburgse man vroeg: ‘En dan moet u huilen?’
‘Ja-a,’ snikte de man zangerig. Hij kwam uit de buurt van Maastricht en moest huilen als hij ouderwetse Bugatti’s zag.
De presentator liet de man seconde of tien huilen, draaide zich toen tevreden naar de camera en sloot het programma af.
Het was weer een onderhoudende uitzending geweest.