Waterflesmensjes

(Een paar weken geleden had ik mezelf beloofd dat ik weer tijd mocht steken in stukjes alhier zodra de eerste versie van het boekmanuscript klaar zou zijn. Op het tijdstip van die belofte had ik nog anderhalf hoofdstuk nodig om de slotscène van het verhaal te bereiken, dacht ik.
Inmiddels ben ik vijf hoofdstukken verder.
De slotscène is, denk ik, nog anderhalf hoofdstuk verwijderd.
Sta me toe dat ik u nog even met een zoethoudertje afscheep.)

We hadden een groenlichtbijeenkomst.
De groenlichtbijeenkomst is een langdurig overleg waarin formeel wordt vastgesteld dat de student mag gaan afstuderen, vier weken later.
Een hoogleraar, de eerste begeleider, de tweede begeleider – zijnde mijzelf – en de student.
Vergaderkamer, tl-licht, koffiekan, theekan en een schaaltje met tien Frou-Frou’s. Precies tien, afgeteld door de mevrouwen van het cateringbedrijf.
De hoogleraar oreerde een eind weg.
Ik lurkte aan mijn waterflesje en at een Frou-Frou.

Voor de uitvinding van de groenlichtbijeenkomst kwam het regelmatig voor dat een scriptie te slecht was om op af te studeren, maar dat de afstudeercommissie dit oordeel pas velde vlak voor aanvang van de officiële afstudeerzitting.
Opa en oma stonden al buiten het zaaltje te wachten.
Academische kwaliteitsnormen zijn heilig, maar niet bestand tegen opa’s en oma’s.

Daarom is er nu de groenlichtbijeenkomst.
In de praktijk maakt het weinig uit.
Vroeger was de eerste begeleider wel eens te optimistisch over hoeveel een student nog weet te verbeteren in vier weken.
Dat is hij of zij nog steeds wel eens.
Vooral bij slechte studenten.
Academische kwaliteitsnormen zijn heilig, maar niet bestand tegen de hoop dat iemand uit je leven verdwijnt.

Het belangrijkste verschil is dat de commissie nu een keer extra moet vergaderen.
Dat zijn twee verspilde uren voor de tweede begeleider.
Voor mij dus.
Een bijrol zonder tekst.
Niet de bedoeling dat je een plotwending forceert.

Dus ik lurkte aan mij waterflesje.
Voormalig Spa Blauw flesje.
Wordt trouw bijgevuld bij de aanrecht naast de koffieautomaat.
Die plek heet de kitchenette, zag ik ooit op de bouwtekening.

Ik nam een slok.
Deed het dopje erop.
Zette het flesje op tafel.
En herhaalde dat na ongeveer twintig seconden.

Ik ben een van de waterflesmensjes geworden.
Je ziet ze steeds vaker door kantoren schuifelen.
Een volk met iets meer vrouwen dan mannen.
Een neurose vermomd als een gezond leefpatroon.

Je moet wat, zeker tijdens een groenlichtbijeenkomst.
Het is of elke twintig seconden aan een flesje lurken, of in stilte bidden om een komeetinslag die het gebouw verwoest.
Waarna je onder de komeet vandaan kruipt en constateert dat de vergadering helaas niet voortgezet kan worden.
Liefst motregent het dan een beetje, om te voorkomen dat iemand voorstelt om de vergadering lekker buiten voort te zetten.

Een komeet en motregen of een waterflesje.
Een waterflesje dan maar.
Het regent gewoon niet vaak genoeg.