De artiest

Aan het einde van de middag stond ik in een kleine koeienstal op het erf van de familie Arkesteijn. Meneer Arkesteijn vroeg me of ik de artiest was.
    Ik was de artiest.
    De artiest had op weg van de auto naar de koeienstal een klein flesje witte wijn gekocht bij de lokale supermarkt en daaruit, al lopend, gulzig gedronken.
    Mijn vrouw was hiervan getuige.
    Ik kan me niet herinneren ooit eerder lopend een fles wijn genoten te hebben, maar toch had ik het gevoel haar deelgenoot gemaakt te hebben van een verborgen deel van mijn leven.

Meneer Arkesteijn wees me op de thermoskan met koffie die op de schroefbank stond. Daarna liet hij mijn vrouw en mij achter in de schuur.
    Langs de balken van het plafond slingerde een lichtslang.
    De elektrische kachel stond uit.
    ‘Die zet ik straks nog even aan,’ had meneer Arkesteijn gezegd toen hij de schuur verliet.
    De strekking was duidelijk: voor de bezoekers ging hij aan, niet voor de artiest.
    Ik had onmiddellijk een zwak voor meneer Arkesteijn.

Door het raampje zag ik de familie rond de eettafel zitten in het woonhuis.
    Ik legde mijn jas op de vriezer en zocht een stopcontact voor mijn laptop.
    Aan een van de muren was een bedlaken bevestigd als projectiescherm. Een kleine reeks geborduurde bloemen versierde de rechterrand.
    Mijn vrouw ging op een van de stoelen zitten en ik nam de laatste slokken van de witte wijn.

Om half zes zaten er zes mensen voor me. Mijn vrouw, drie mensen van de festivalorganisatie en twee bezoekers. Een echtpaar. Tijdens het voorlezen kwamen er wolkjes uit mijn mond die werden uitgelicht door de videoprojector. Achter me werden enkele foto’s geprojecteerd.

De man van het echtpaar stelde verschillende vragen die nogal beschouwelijk van aard waren. Toen het halfuur voorbij was, vroeg hij zachtjes aan zijn vrouw of ze mijn boek zouden kopen.
    Ik deed of ik niets hoorde.
    Ze kochten een boek.

Om zes uur aten we huzarensalade en een krentenbol in het gebouw van de plaatselijke scouting. Naast ons zaten andere artiesten en medewerkers van het festival. Mijn vrouw informeerde naar de huizenprijzen. Het dorp oefende een grote aantrekkingskracht op haar uit.

Om kwart voor tien las ik nog een keer voor.
    Nu zaten er vijftien mensen. Met dikke jassen en mutsen.
    Tijdens het voorlezen had ik grote moeite om het bibberen van mijn lichaam niet op mijn stem te laten overslaan. Mijn overjas had ik weer op de vriezer gelegd, ondanks de kou. Ik had ’s middags een pak aangetrokken en die keuze moest nu tot zijn logische consequentie worden uitgevoerd.
    Er kwamen diverse vragen, vooral over de verhouding tussen mens en natuur.
    Twee echtparen kochten elk een boek.

We eindigden in het enige café van het dorp. Iemand vertelde me dat hij op straat de volgende conversatie had gehoord:
    ‘Waar ga jij nu heen?’
    ‘Naar Michel van Eeten.’
    ‘O, die filosoof.’

Het was al met al een gedenkwaardige avond, tijdens het charmante Cult Royale in Schipluiden.