Het Nederlands van geesteszieken

Ik ontving een merkwaardige brief. Iemand vroeg of de held uit zijn roman mocht “neuken” met een van de vrouwelijke personage uit de mijne. De rest van de brief was opgesteld in het archaïsche Nederlands dat geliefd is bij een bepaald type geesteszieken.

Een jaar of tien geleden zag ik de brieven die binnenkwamen bij het ministerie dat belast is met de planning voor Schiphol. Sommige epistels maakten diepe indruk op me. Ik herinner me een brief waarin over de gehele lengte van de pagina een soort kurkentrekker was getekend. Dat bleek een voorstel te zijn voor een nieuwe aanvliegroute. De brievenschrijver was zo overtuigd van de superioriteit van zijn idee, dat hij alle resterende ruimte op de bladzijde gebruikte om het complot te ontwarren dat deze oplossing wilde tegenhouden. Ergens in de kantlijn dook in verticaal geschreven zinnen het Vaticaan op, weet ik nog.
    Destijds werd die brief bekeken met verbazing over de zonderlingen die ronddwaalden buiten de veilige muren van het ministerie. Het aantal van zulke brieven liet toe dat de beantwoordende ambtenaar met een warm hart kon hopen dat de schrijver spoedig zijn medicatieregime weer zou hervatten.
    Inmiddels, nu de kranten zonder ironie schrijven over nanochips in griepvaccinaties, heeft verbazing plaats gemaakt voor onbehagen, vermoed ik. De zonderlingen hebben elkaar gevonden en houden daarmee op zonderlingen te zijn. Voor hun eigen gevoel hebben ze die status nog niet helemaal hebben afgeschud, lijkt het. Begerig bekleden ze zichzelf met de tekenen die maatschappelijk gezag moeten uitdrukken. In de kringen van de inentingswaanzinnigen dwaalt bijvoorbeeld een zekere professor doctor ingenieur Anton van Putten rond. Ik heb een kleine tien minuten op internet gezocht, maar ik kon niet vinden bij welke universiteit deze man dan professor zou zijn. Zelfs zijn eigen CV laat na dit te vermelden, terwijl het zich toch de nodige moeite getroost om de verdiensten van de heer van Putten in detail uit te meten. De inentingswaanzinnigen zullen verheugd zijn geweest dat kwaliteitskrant NRC hem desalniettemin voorzag (mirror) van alle door hem begeerde titels.

Strikt medisch gezien mag je iemand wellicht niet kwalificeren als geestesziek op basis van zes warrige alinea’s over neukende romanpersonages. De symptomen vond ik echter tamelijk overtuigend. Zo vermeldt de man in de tweede alinea over de roman waaraan hij zegt te schrijven: “..die heb ik waarschijnlijk nog niet geschreven”. Als je niet meer weet of je een roman geschreven hebt, dan ben je wellicht ongelooflijk productief. Maar het is waarschijnlijker dat je een moeizame relatie onderhoudt met de realiteit.

Ik stopte een zinsnede uit de brief in Google. Dat leverde de ontdekking op dat de man exact dezelfde brief aan in ieder geval een andere schrijver heeft toegestuurd. Welke ziekte de man ook moge hebben, het is een efficiënte ziekte. Ook heeft hij zijn epistel weten te beperken tot een enkelzijdig A4’tje. Een ziekte die zuinig is met tekst en papier is een sympathieke ziekte.
    De posterijen hadden de envelop van de brief bestempeld met de tekst: “Schrijven zegt meer.” Ook de handelsgeest onderhoudt een moeizame relatie met de realiteit.