Het record van John de Mol

Een man gaat winkelen met zijn vrouw. Zeven woorden die gevolgd worden door het ongewisse. En zo stond ik op vrijdagmiddag met mijn vrouw in de winkel van Hugo Boss in Den Haag.

Een huwelijk wordt bepaald door de bijzaken, de zaken die je niet per se gezamenlijk hoeft te ondernemen. De verplichte nummers zijn veilig. Hun belangrijkste verdienste is dat ze achter de rug zijn. De bijzaken stellen je echter soms voor de vraag wat dat precies inhoudt, echtgenoot zijn.

Ik had broeken nodig. Ik kan niet zelf broeken kopen. Dat vereist namelijk, om te beginnen, dat je in de spiegel kunt kijken, terwijl je met je kont draait. Dat kan ik niet.

In de winkel van Hugo Boss stond een verkoper die zo aantrekkelijk was, dat het me even in verwarring bracht. Daardoor kon ik niet zien of hij hetzelfde effect had op mijn vrouw. Hij vroeg wat ik zocht. Ik zei: een broek.
    Een paar minuten later stond ik in een paarse broek. Ik ben tamelijk kleurenblind, maar zelfs ik zag dat het een paarse broek was.
    Ik heb nooit het bezit van een paarse broek begeerd. Maar mijn vrouw keek en zei: Dat is een erg mooie broek.
    Ze sprak met de verkoper over het innemen van de broek, terwijl ik voor de spiegel stond. De verkoper trok achter mijn rug aan de band van de broek, zoals je een konijn in zijn nekvel optilt. Drie centimeter, concludeerde hij.

Of ik nog iets anders zocht. Een truitje, misschien, zei ik. De verkoper kwam met een dun truitje dat me lichtblauw voorkwam in het gelige licht van de paskamers. Ik deed het aan boven de paarse broek.
    ‘Kan dit bij elkaar?’ vroeg ik.
    Mijn vrouw grijnsde. ‘Het staat heel mooi bij elkaar, maar het is wel roze.’
    ‘Roze?’
    ‘Dat moet je natuurlijk niet tegen hem zeggen,’ zei de verkoper. ‘Het is lila,’ zei hij tegen mij.
    ‘Ik heb geen moeite met roze,’ zei ik. ‘Ik zie alleen niet dat het roze is.’
    ‘Het is lila.’
    Ik keek naar mijn vrouw. ‘Je zou kunnen zeggen dat het heel licht lila is,’ zei mijn vrouw.
    ‘Maar kan het bij elkaar?’
    ‘Het staat prachtig.’
    Ik besloot het ensemble te kopen.
    ‘Heel dapper, echt iets nieuws voor jou,’ zei mijn vrouw.
    We liepen naar de kassa. ‘Misschien kun je nog een choker kopen,’ zei ze grijnzend.
    Ik hield onmiddellijk halt. ‘Je moet dit wel serieus doen,’ zei ik.
    ‘Sorry. Grapje.’
    ‘En die broek en trui?’
    ‘Dat was geen grapje.’

We rekenden af. Ik kocht ook nog dezelfde broek in het grijs en een grijze vestje.
    Op dat moment was ik een minuut of tien in de winkel. Mijn vrouw vroeg aan de verkoper of het een recordtijd was. Maar het bleek dat televisieproducent John de Mol af en toe binnenliep, wat kledingsstukken aanwees en die zonder te passen afrekende. Soms stuurde hij achteraf een kledingstuk terug.
    Maar mijn vrouw was toch onder de indruk van mijn inkoopsnelheid. Het helpt dat ik wel voorkeuren bezit, maar ze zelf niet ken. Maar in plaats van dat te zeggen, deed ik me even te goed aan haar bewondering.

Daarna liepen we met opgewekt gemoed door Den Haag. We waren het ongewisse ingegaan en er aan de andere kant weer uitgekomen.
    Soms vraagt mijn vrouw of ik nog van haar hou. Mijn antwoord is duidelijk: een paarse broek met een roze trui.