Het grote aanstellen

We zaten in een restaurant – W., D. en ikzelf. Een dag eerder was W. 44 jaar geworden en hij had al eerder toegegeven dat een onprettige gedachte te vinden, 44 jaar te zijn.
    De laatste jaren oefenen we in het toegeven. Drie mannen die de zelfopgelegde plicht zich niet aan te stellen, proberen de ontmantelen. Dat is zo gênant als het klinkt.
    Ik ben gehecht geraakt aan het gênante en vond dat het gesprek over het 44 jaar zijn te kort geduurd had. Of liever: niet pijnlijk genoeg was geweest. Dat had ik zien aankomen, dus ik had D. gevraagd om foto’s mee te nemen van de eerste jaren dat we W. kenden. Zelf had ik dat ook gedaan.
    Ik zei dat we even gingen rouwen om W.’s leven dat voorbij was en om alle levens die hij niet meer zou leiden. We bladerden door de foto’s en zagen onszelf.
    Op enkele stond ik zelf prominent in beeld. Het viel me op dat ik vroeger aantrekkelijk was geweest, ik kon er niets anders van maken.
    Toen D. op de achterkant keek van een foto, zag hij dat vroeger slechts acht jaar geleden was.
    Ik ben snel oud geworden, zei ik.
    Het is echt ongelooflijk, zei W.
    D. vond dat het wel meeviel.
    Nee, zei W. Het valt helemaal niet mee.
    Nee vooruit, zei D. Het valt inderdaad niet mee.
    Het was gênant allemaal, maar we boekten vooruitgang, dat viel niet te ontkennen. Het grote aanstellen lag binnen handbereik.