Mijn koosnaampjes zijn op.
Eén vrouw kon ik nog net bolwerken.
Maar nu zeg ik ook tegen Vera ?meis.?
Koosnamen delen, dat is vragen om problemen.
Het schijnt belangrijk te zijn om je vrouw en je kind uiteen te kunnen houden.
De VIHB klaagt niet. Nu zijn we nog een heilige drie-eenheid, maar ik durf nergens op te rekenen.
Dat is mijn antwoord op alle vragen.
?Hoe gaat het met Vera??
?Nachtrust??
?Vermoeidheid??
?De VIHB??
En dan zeg ik: ?Goed, maar ik durf nergens op te rekenen.?
Misschien lees ik teveel Grunberg.
De laatste paar dagen zeg ik ?poepie.? Tegen Vera, ja.
Dat is zoiets als ?helikopterpilootje? zeggen tegen een helikopterpiloot.
Bovendien is het scatologische genre niet helemaal geoptimaliseerd, liefde-expressietechnisch gezien.
In de trein stond ik naast een binnensmonds reppende Marokkaan. Ik verstond alleen de rijmwoorden, die hij benadrukte. Weetje, spleetje, scheetje.
Dat dus.
De koosnaampjes die me wel bevallen, zijn te weinig specifiek.
Ik zeg graag ?liefje,? maar dan zou ik dat exclusief moeten toewijzen aan een van beide. En consequent alleen nog maar voor haar gebruiken.
Het kan best. Een kwestie van concentratie en gewenning.
Ik zal mijn liefde uiten met de spontaniteit van gewapend beton.
Ik schreef: ?Een soort chocolade droogboeket.? Gelukkig vroeg Irene wat dat is, want de we zijn nog steeds een beetje van in de war van dit, euh, ding.
?Is het de bedoeling dat we dit opeten?? vroeg de VIHB.
Het congreslogo, dat ik om mij moverende redenen bepixeld heb, helpt ook al niet.
Er moet een beter benaming voor dit, euh, ding te bedenken zijn dan chocolade droogboeket. Iets dat meer de ontreddering uitdrukt die over je komt als je oog in oog met dit, euh, ding staat.
Ik reken op u.
[[popup:chocolade_boeket.jpg:(thumbnail)::center:0]]
Eerder: zie gisteren.
Binnen een minuut kwam er een antwoord. ?Specifieke kennis van dingen is niet nodig,? stelde de meneer van de organisatie. Die zin liet ik even tot me doordringen.
Ik zag mezelf in mijn slechtst zittende colbertje achter een tafel.
De voorzitter: ?De laatste jaren horen we steeds meer alarmerende berichten over de hoeveelheid ondingen op rijksniveau. Is er sprake van een crisis? Of is dit een overschat probleem?
Ik: ?Een interessante vraag, voorzitter. De toonzetting van de berichten over de hoeveelheid ondingen is aan het verschuiven de afgelopen twee, drie jaren, maar ook al daarvoor. De berichten zijn duidelijk zorgelijker ? of om het preciezer te zeggen: alarmerender. Dat roept natuurlijk de vraag op hoe erg het nou werkelijk is. Voorzitter, afgaande op de berichten zou ik haast zeggen, we hebben met een crisis te maken. Maar aan de andere kant moet we ook oppassen de zaak niet te overschatten.?
Ik zou praten en praten en een slokje water nemen en verder praten. Mijn stem zou iets te hoog zijn. Mijn ogen zouden de zaal vragen van me te houden. Af en toe zou ik mijn wenkbrauwen verontschuldigend optrekken. ?Specifieke kennis van dingen was niet nodig.?
Toen de huivering was weggetrokken, zag ik dat de mail van de meneer van de organisatie nog verder ging. Hij noemde de drie andere panelleden. Hele Grote Namen.
Terwijl ik me vastklamp aan anonimiteit en onkunde belijd, probeert iemand me uit alle macht omhoog te trekken. Een mysterie. Omhoog komen betekent ellebogen, bruinwerken ? of als alles tegen zit: iets presteren. Zegt men. Ik had helaas nog geen kans gehad om mezelf bruin te werken. En toch begon ik omhoog te vallen. Ik voelde het. Een mysterieuze kracht trok aan me. Alsof ik het kleine meisje was uit Poltergeist, zoog het licht aan me. Go into the light, klonk het.
Ik zei ja.
Ze zouden me van te voren de stellingen van het debat sturen. Dat was geruststellend. Een van mijn talenten is het parasiteren op de ideeën van anderen.
Vanochtend zat ik met drie Hele Grote Namen achter een te kleine tafel tegenover tweehonderdvijftig rijksambtenaren die belast zijn met dingen. Ik had mijn trouwpak aangetrokken, maar geen tijd meer gehad om mijn haar te wassen.
Toen ik ergens halverwege het uitzuigen van de eerste stelling was, keek ik opzij. Aan weerzijden van het podium stonden grote projectieschermen met een powerpointslide waarop de stelling stond.
Alleen stond de stelling er niet meer. Ik zag een enorm hoofd van een meneer met warrig haar die opzij keek.
Na afloop kreeg ik, samen met de Grote Namen, een soort chocolade droogboeket. Het was nauwelijks te bevatten.
Het Grote Omhoogvallen is begonnen.
Er kwam een mail binnen met een logo van een Rijksdienst met een gewichtige naam. Waar ik nog nooit van had gehoord. Laten we zeggen dat het de Rijksdienst voor Dingen was. Zonder dingen komt alles tot stilstand, dus het is duidelijk dat hier een overheidstaak ligt.
‘Geachte heer Mies,’ stond er onder het logo. ‘Binnenkort organiseren wij ons jaarlijks congres Over De Dingen (RDIO-ODD). Op ODD 2005 komen de mensen uit de rijksoverheid bijeen die belast zijn met Dingen. Na de toespraak van de minister en de staatssecretaris, organiseren we een debat tussen Top-Dingologen. Daarin zullen vragen centraal staan als: Wat is het optimale aantal dingen op rijksniveau? Hoe bewaken we de balans tussen dingen en ondingen? Dingbeheersystemen: Een achterhaalde modegril?’
Er volgde een witregel. En toen: ‘Wij willen u vragen of u zou willen participeren in dit debat.’
Gelukkig was ik net naar de kapper geweest.
Maar misschien was dat niet genoeg.
Ik dacht even na.
Na vijf minuten had ik nog steeds geen mening over dingen.
Dat kon liggen aan het feit dat ik verder niks weet over dingen.
Ik doe nooit onderzoek naar dingen.
Meer naar, euh, iets anders.
Ik mailde terug dat ik vereerd was met de uitnodiging.
En verrast, omdat ik geen enkele track record had op het gebied van dingen. Een track record is het overzicht van de ballast die aan je blijft kleven gedurende je loopbaan.
‘Diverse vakgenoten verkeren in een betere positie om een substantiële bijdrage te leveren aan uw debat,’ mailde ik.
‘De meest professionele afweging lijkt me dan ook om u te bedanken voor de uitnodiging, maar deze niet aan te nemen.’
Maar dat feest ging mooi niet door.
(Vervolg.)
Ik zei dat ik nog onverwerkte emoties had.
Toen ik hoorde wat ik had zojuist gezegd, grijnsde ik voor de zekerheid.
D. en W. knikten ernstig.
Als je net vader bent geworden, is niemand geïnteresseerd in ironie.
Bovendien had ik echt onverwerkte emoties. Al weet ik niet precies wat onverwerkt betekent. Laten we zeggen dat ik emoties had. Ik bedoel maar.
Mijn wijsvinger krabde even aan het logo op het bierglas. Het liet niet los.
De eerste keer was nadat de VIHB een uur of zes hevige weeën had doorgeslikt. Ze zei niets, maar haar blik zakte weg. Ze keek me aan alsof ze onder water glipte en niemand haar vasthield. Er verzamelde zich vocht in mijn ogen. Ik keek naar de VIHB. Ze huilde niet. Dus ik ook niet. We kunnen niet huilen als het er op aan komt.
Gelukkig zijn er drugs.
In de zes uur weeën die volgde na de drugs, keek ik een stuk of tien afleveringen van Friends op de laptop. De VIHB wilde niet meekijken.
?Nee, bedankt,? zei ze. Ze staarde dromerig naar de witte muur tegenover het bed.
Op de achtergrond tokte zachtjes de hartslag van Vera ? 150 bpm.
De tweede keer was toen ik door een smal raampje keek hoe de VIHB werd opgebaard op een operatietafel. Er kwamen acht draden uit diverse delen van haar lijf. Een mevrouw in een groen pakje en een monddoekje was bezig een stukje schaamhaar weg te scheren. Een andere mevrouw in een groen pakje en een monddoekje stond een groot deel van het onderlijf in te soppen met jodium.
Er waren tien mensen in groene pakjes. Plus ik. Plus een mevrouw van de kraamafdeling die zich speciaal met mij bezighield. Ze stond naast me achter het raampje en vertelde wat iedereen deed. Een van de groenepakjesdragers heette de Achtervang. Ik vergat te vragen welke opleiding je daar voor moest doen.
Het was een angstaanjagend mooi gezicht ? tien mensen in groene pakjes rondom het helverlichte lijf waar ik van hou.
Een man zette met een viltstift een paar kruisjes en een streep op de buik van de VIHB.
De derde keer was toen ik met Vera terugkwam in de operatiekamer. Ik was meegelopen met de verpleegster die Vera naar de kinderarts bracht in het kamertje ernaast.
Ik had de navelstreng doorgeknipt. Dat kwam zo: Er werd me een schaar in de handen gedrukt.
De kinderarts keurde alles goed en ik mocht met Vera terug naar de VIHB.
Ik boog voorover en toonde het pakketje aan het hoofdeinde van de operatietafel.
?Hier is ze,? zei ik.
?Ja,? zei de VIHB.
Het zou een goed moment zijn geweest om te huilen.
Maar ja.
Een half uurtje later zat ik alleen met Vera in een schemerig kamertje. De VIHB moest nog dichtgenaaid worden. En dan nog een keer dichtgenaaid. En dan nog een keer. Daarna ging ze naar de intensive care.
Het was stil, in het kamertje waar Vera en ik zaten. Af en toe zei ik wat tegen haar. Het werd ter kennisgeving aangenomen.
Ik bedacht dat het nu, zonder publiek, met goede afloop, een fijn moment zou zijn om eens wat oogvocht af te voeren. Maar ja.
Een uur of twee, drie later werd de VIHB het kamertje ingereden waar Vera en ik zaten. Daarna moest ik naar huis. Ik had het gevoel door God en iedereen verlaten te zijn. Nou was God al een poosje weg, maar het werd nu pas vervelend.
De dag erna nam de logistiek alles over. Dat was fijn.
De VIHB herstelde snel.
Ze zei dat ik het goed had gedaan.
?Hm,? zei ik. ?Een paar massages en een paar seizoenen Friends.?
?Ja, het was heel goed dat je die bij je had.?
?Echt? Je hebt geen enkele aflevering gekeken.? Mijn plan om de VIHB suf te amuseren gedurende de eerste uren had ongeveer vijftien minuten stand gehouden. Nadat ze voor de vierde keer de zelfde vijf pagina?s van Harry Potter had gelezen, werd het amusementsprogramma voor onbepaalde tijd opgeschort.
?Nee, maar jij hebt ze gekeken,? zei ze. ?En dat was fijn. Jij zat daar rustig te kijken, ik hoefde me niet druk te maken om jou.?
Dames en Heren, mijn bijdrage aan de bevalling van mijn Vrouw: ik keek tien afleveringen Friends.
W. en D. sms?ten vanuit de kroeg. Als ik wilde kon ik nog aanschuiven. In het ziekenhuis liep het bezoekuur voor partners ten einde. Ik zei tegen de VIHB dat ik nog even naar de kroeg wilde. Misschien dat alcohol zou helpen. Maar nee.
Enfin. Zeventig reacties later moet ik constateren dat vaderschap een vorm van monomanie is ? en helaas geen onderhoudend soort monomanie. Tunnelvisie. Het maakt het leven klein en spannend. Maar het laat zich niet generaliseren. Voor toeschouwers blijft een tunnel een tunnel.
Ik had me voorgenomen om zo snel mogelijk weer over iets anders dan voortplanting te schrijven. Zo snel mogelijk blijkt langer dan een week.