Sofia (slot)

Eerder: 1, 2. Op de derde dag had ik nog steeds geen enkele fiets gezien. Ik bedoel niet: bijna geen fietsen. Ik bedoel letterlijk geen enkele fiets. Zelfs niet nadat ik een uur door de buurt met woonbarakken had rondgelopen. Ik was nog speciaal blijven staan bij een trapveldje waar kinderen af- en aanliepen. Te voet. Geen fiets te zien. Het was overigens een opbeurende aangelegenheid, rondlopen in die grauwe wijk. De woonbarakken waren torenvormig. Smal en hoog. En besmeurd met uitgelopen grijstinten en regensporen. Tussen de gebouwen lagen opengebroken straten. Ze zagen eruit alsof ze al jaren geleden opengebroken waren en ze nooit meer dichtgemaakt zouden worden. Het groen was volledig verwilderd. Overal woekerden kleine wildernissen en ineens herinnerde ik me hoezeer ik vroeger opging in verstoppertje spelen. En tussen al dat gebrek aan onderhoud, bevonden zich opgewekte mensen. Er werd gekeuveld, geslenterd, gehangen, gelachen. Bij mannen stonden er vaak donkerbruine flessen bier op de grond voor hen. Ik zag zelden iemand een slok nemen en dronkenlappen waren even schaars als fietsen. In winkels werd ik vriendelijk geholpen. Bij de kassa van een kleine supermarkt werd ik in keurig Engels geattendeerd op een mogelijke korting. Bij een groentestalletje zag ik een verkoper minutenlang met een klant praten over een meloen. Ze betastten het ding alsof ze een goudklomp hadden opgegraven. Even koesterde ik de fantasie hier te wonen. Het zou geen drol kosten, Vera zou rondhangen op het trapveldje en ik zou in een kaal ingerichte woonbarak romans schrijven die in Nederland als kosmopolitisch zouden worden gezien. Alleen voor mijn vrouw wist ik zo snel geen aanlokkelijk tijdverdrijf te verzinnen. Overdag zat ik in een vergaderzaal in de kelder van het hotel. De veertigtal deelnemers waren ambtenaren, een handvol consultants en een paar mensen die ik niet kon plaatsen. Een van hen wilde mij op de foto zetten. Ze bleek te schrijven voor een Bulgaars blad over computerveiligheid. De meeste presentaties waren in het Russisch. Af en toe zat er een Engels woord tussen. Zo lardeerde een Moldavische rechercheur zijn betoog steeds met de term ?siebberkrimminnals?. Achter in de zaal stond een soort tuinhuisje met twee simultaanvertalers. Ik had een oordopje in waaruit monotoon Engels kabbelde. De voorzitter van elke sessie moest de sprekers binnen de hen toegewezen tijd houden. Meestal een minuut of tien. Dat lukte vaak niet, maar het leidde toch tot enige nervositeit bij de spreker. Behalve bij een Rus. Hij was een directeur van een staatsagentschap met een ronkende naam. De traditie van ronkende namen heeft de val van het communisme schijnbaar zonder noemenswaardige schade overleefd. De Rus oreerde met veel geestdrift en armgebaren. Ondertussen bleef de projector de eerste dia van zijn presentatie weergeven. Ik had het oordopje uitgedaan en was met mijn email bezig. Na een minuut of tien werd ik nieuwsgierig en deed het dopje weer in. De vertaler zei: ?Dit is overigens nog niet mijn presentatie.? Dat leidde tot gegniffel in de zaal, alsof de Rus iets ondeugends had gezegd. Na twintig minuten luisterde ik weer even. Nu zei de Rus, volgens de vertaler: ?Dit was een korte introductie. Nu begin ik aan mijn presentatie.? Een bulderend lachsalvo ging door de zaal. Het enige lachsalvo van de gehele conferentie. De lach suggereerde dat de Rus een verzetsdaad pleegde. Ik stel me voor dat ze vroeger op die manier gecodeerde, subversieve grappen maakten over de Communistische partij. Waar ze natuurlijk allemaal lid van waren. Nu werd er een ander regime ondermijnd en bevestigd door de grappen. Misschien de terreur van de efficiëntie, een Westerse ideologie waaraan je je evenmin kon onttrekken. Tijdens de presentaties werkte ik een fikse hoeveelheid achterstallige email weg. Terloops meldde ik dan steeds dat ik Sofia verbleef. Dat mensen niet dachten dat ze zomaar een antwoord kregen. Er ging een ongelooflijke rust uit van de bijeenkomst. Normaal ben ik enigszins nerveus tot dat ik mijn eigen verhaal heb gedaan. Maar deze presentatie had ik inmiddels zo vaak gegeven dat ik ?m kon geven terwijl ik nadacht over de vraag of ik eerst in bad zou gaan of eerst roomservice zou bestellen. Of dat ik in de stad zou gaan eten. Na het eten corrigeerde ik de drukproeven van de roman. De meeste avonden liet Vera me via de webcam zien wat ze aan het eten was. Dan zag ik ineens een reusachtige spaghettisliert, van waarachter haar triomfantelijke gezicht te voorschijn kwam. Op de laatste dag ontdekte ik eindelijk een fietser. Drie fietsers, om precies te zijn. In een winkelstraat die voor auto?s gesloten was. Ik ben er niet achter gekomen wat Bulgaren tegen tweewielers hebben. De taxirit naar het vliegveld was veel te vroeg om het alsnog te vragen.