Gemiste kans

Voor de VIHB vond ik het niet goed genoeg. Voor u wel. De gemiste kans, uitgesmeerd over twee dagen.

Het was afgelopen dinsdagavond. We hadden net besloten dat de bruiloft toch door zou gaan. We waren er nog een beetje beduusd van. Jij keek als iemand die in de rij stond bij de slager, zag dat haar nummertje aan de beurt was en zich ineens niet meer kon herinneren voor welk vlees ze gekomen was. Toen hadden we het volgende gesprek.

Jij zei: ?Dit weekend, hè??
?Ja?? zei ik. ?Na de bruiloft bedoel je??
?Ja. Zullen we dan iets romantisch gaan doen??

Ik schoot in de lach. Jij keek me wantrouwig aan. Wat was er zo grappig? Nou, wij gaan trouwen en jij vraagt of we dit weekend nog iets romantisch gaan doen.

Er schuilt een prachtig soort onbeholpenheid in. Een onbeholpenheid die we allebei hebben. Ik zou het zelf zo onhandig gevraagd kunnen hebben.
?Nee,? denk jij nu. ?Dat zou je helemaal niet zelf gevraagd kunnen hebben, want jij vraagt nooit of we iets romantisch gaan doen.?
Dan zou ik moeten zeggen: je hebt gelijk.

Wat ik probeer duidelijk te maken is dit: Meis, wij hebben geen aanleg voor romantiek.

Als we anderen mensen romantische dingen zien doen, worden we ongemakkelijk. Een tikje zenuwachtig zelfs.

Wanneer wij zelf iets romantisch doen, voelen we ons acteurs in een B-film die een slecht geschreven dialoog moeten oplepelen. Hoe romantischer, hoe slechter geschreven ? met die vuistregel zit je er zelden naast.

Een voorbeeld.
Een paar weken geleden zat ik te eten met M., W. en D. Het was gezellig. Jij lag thuis te wanhopen over ons kindje, ik zat bij vrienden. Dat was alvast niet romantisch. Een keer of vier werd me gevraagd of ik niet thuis moest zijn. Ik antwoordde dan steeds dat jij had gezegd dat het goed was, dat ik moest gaan. Dat antwoord werd ontvangen met een meewarige blik. Hij begrijpt nog steeds niks van de liefde ? zo?n blik.

Vraag me niet hoe we er op kwamen, maar W. en D. gingen elkaar een bijbeltekst voorlezen over de liefde. Uit 1 Korintiërs 13 kwam het. De heren vonden het prachtig. Och, och, het was zo mooi. Ik citeer:

De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze. De liefde zal nooit vergaan.

Zoals ik al zei, hoe romantischer, hoe slechter geschreven. ?De liefde zal nooit vergaan.? Kijk. Je hebt van die plastic zakjes die nooit vergaan. Daar raken dan weer hertjes in verstrikt. Maar verder vergaat alles. Ook de liefde. Hoe snel weet ik ook niet precies. Je hebt die plastic zakjes, dan komt radioactief afval en de hamburgerbakjes van McDonalds, dan een hele tijd niks, en dan komt de liefde. En nog wat andere dagelijkse zaken zoals antidepressiva en karnemelk.

Het punt is: het klopt gewoon niet. En wij, wij worden er ongemakkelijk van. ?Verstikkend romantisch,? noemde jij de achttiende-eeuwse trouwzaal in het oude stadhuis. Daar gingen we dus niet trouwen. Nee, wij trouwen in het IJspaleis ? zoals de Hagenezen dit gebouw liefkozend noemen.

(Morgen verder.)

Voltrekking (slot)

Eerder: 1, 2.

De trouwambtenaar zei dat hij begrepen had dat nu de bruid en bruidegom iets zouden zeggen. Ik haalde drie blaadjes uit mijn binnenzak. Dit was het moment dat ik accepteerde dat het ging tegenvallen. Er was nog maar een richting ? verder de fuik in.
    ?Vooraf klonk het eenvoudig, iets voorlezen op je eigen huwelijk,? zei ik.
    Toen rende er een huilend kind voorbij. En een ouder in een soort kippenpas er achteraan.
    ?Euh,? zei ik.
    We keken even naar de achtervolging. De vader nam zijn kind mee naar buiten.

Ik begon voor te lezen. De hand die de blaadjes vasthad trilde. Na de eerste alinea wist ik zeker dat ik het verkeerde stukje had geschreven. Die zekerheid gaf enige berusting.
    Er werd af en toe gegniffeld tijdens het voorlezen.
    Tegen het einde van het stukje zat een woordspeling op ?ongelukje.? Ik hield zelfs even stil na de woordspeling.
    ?Aah,? zei een vrouwenstem vertederd. Het was niet de VIHB.
    Ik maak nooit woordspelingen. Een bruiloft is niet het geëigende moment om daarmee te beginnen.

Toen was ik klaar. Een gemiste kans ? een non-entiteit voelde niet eerder zo tastbaar.

We luisterden naar de VIHB. Die had een serieus stukje, zoals aangekondigd. Ze zei dat ze het nog één keer zou zeggen: ze hield heel veel van me. De VIHB maakt van zuinigheid iets moois. Hier en daar klonk een snik. Ik durfde niet te kijken, maar ik vermoed dat er handen elkaar zochten, in het publiek.

De trouwambtenaar zei dat het nu tijd was voor het formele gedeelte.
We zeiden ja.
We zoenden.
We zoenden nog een keer, omdat W. naar onze zoen had gekeken, in plaats van een foto te maken.
De tweede zoen was het beste.
De VIHB had tevoren gevraagd wat ik per se wilde voorkomen tijdens de ceremonie.
?Een zuinig kusje,? had ik gezegd.
Ze was het niet vergeten.

Toen waren we klaar. De mevrouw met een soort politie-uniform leidde ons naar een ander zaaltje. We werden gefeliciteerd. Ik vroeg me af of ik uit mijn matige trouwstukje in ieder geval nog een blogje kon halen.

De VIHB en ik gingen even naar huis, voordat het grote diner zou beginnen. De VIHB probeerde een slaapje te doen. Ik speelde een paar rondjes Search and Destroy in Call of Duty.  
?I just got married,? schreef ik aan Flave, een van mijn medespelers. We waren allebei dood en dan kun je een gesprekje voeren tot de ronde voorbij is en je weer een nieuwe kans krijgt.
?You?re bullshitting me,? tikte Flave.
?Yeah, that too,? tikte ik.
Toen startte de nieuwe ronde.

Voltrekking 2

Eerder: 1.

Bovenaan de trap was het drukker. Ik glimlachte wat om me heen. Af en toe zei ik hallo tegen een kind. Als ik zenuwachtig ben, zoek ik contact met kinderen. Het is geen feilloze strategie. Ze keken verlegen weg, zonder iets terug te zeggen.

De mensen glimlachten terug en deinsden wat achteruit. Niemand zei iets. We waren de onaanspreekbaren.

Vlak bij de ingang van de trouwzaal zag ik eindelijk mijn ouders.
?Enne?? zei mijn vader.
?Daahaag,? zei mijn moeder.
Ze bleven op een afstandje staan.
Zo stonden we daar even. Toen kwam een vriendin van de VIHB naar ons toe en kuste ons.
?Ik dacht, ik ga gewoon even gedag zoenen,? zei ze. In de loop van de dag zou ze ons nog drie keer zoenen.

Een mevrouw van de gemeente kwam bij ons staan. Ze droeg een soort politie-uniform.
?Alles komt helemaal goed,? zei ze.
Ze zou ons komen halen, als alle gasten hun plaatsen hadden gevonden. De deuren gingen open en mensen schuifelden naar binnen, langs ons. Wij glimlachten, zij glimlachten. Af en toe trok iemand een wenkbrauw op ? een soort knipoog met haar.

De meneer die de voltrekking zou doen, kwam onze hand schudden en ging toen ook naar binnen.
We bleven alleen achter.
?Ja, meis,? zei ik.
?Ja,? zei de VIHB.
?Ze komt zo terug, hoor,? zei een andere mevrouw in een soort politie-uniform. Ze bedoelde haar collega.

Ik keek even naar de grote hal van het stadhuis. De Hagenezen noemen het moderne witte gebouw ?t IJspaleis. Halverwege de hal stonden enkele mensen in de rij om iets af te rekenen ? een paspoort of een uittreksel van het bevolkingsregister.

De mevrouw kwam terug en vroeg of we haar wilden volgen. We liepen het zaaltje binnen. Allemaal ogen. Ik probeerde te glimlachen. Ineens riep de mevrouw: ?Dames en heren, mag ik een hartelijk applaus voor het bruidspaar!? Dat deed even pijn. Gelukkig waren we bijna bij ons bankje.

De meneer die de voltrekking zou doen, had gezegd dat we onder een baldakijn zouden zitten. Dat woord kende ik niet. Het bleek een soort hemelbed, zonder het bed. Op een bankje lagen twee kussentjes. We zaten heel dicht op iedereen, de trouwambtenaar zat nog het verst. De zaal voelde warm. Mijn getuige zat wat voorovergebogen en keek erg nerveus. Dat bood enig houvast.

De eerste vijf minuten was ik vooral bezig met recht te zitten. De trouwambtenaar heette enkele mensen specifiek welkom, vertelde iets over het gebouw en had een paar grapjes paraat voor de kinderen. Het kon niet lang duren voor we zelf aan de beurt waren. Ik nam me voor om te zeggen dat het vooraf eenvoudig had geleken, iets voorlezen op je eigen huwelijk, maar dat het nu minder eenvoudig voelde.

(Morgen verder)

Voltrekking

Er zat schoensmeer op het manchet van mijn huwelijksoverhemd, toen de getuige aanbelde. Hij kwam binnen en vroeg of ik klaar was. Ik begon de schoenen glanzend te wrijven. ?Bijna,? zei ik. ?Alleen nog even mijn stukje afmaken en printen.?

De VIHB en ik hadden afgesproken dat we iets tegen elkaar zouden zeggen. Het begon als idee om een toespraak van de dienstdoende ambtenaar te omzeilen. Bij sommige vrienden lopen de rillingen nog steeds over de rug als ze terugdenken aan de toespraak die zij van staatswege ontvingen bij hun huwelijksvoltrekking. Veel metaforen over zeereizen ? woelige baren, in hetzelfde schuitje zitten, koers houden; dat werk. De VIHB vreesde vooral de ambtelijke humor ? kwinkslagen over ?moetjes? in het bijzonder.

Wij zouden dus zelf iets zeggen. De VIHB was eerst niet helemaal overtuigd, bang dat ze het na afloop bespottelijk zou vinden wat ze had gezegd. Maar zelf niets zeggen en ook geen ambtelijke toespraak toestaan, was geen optie. Zo?n half uur moet toch vol.

Ik verheugde me erop. Ik fantaseerde over opwellende tranen in de ogen van de VIHB en over ouders die elkaar zouden aankijken en over handen die elkaar zochten, overal in het publiek. Dat is de ijdelheid van het webloggen ? denken dat je naar believen emoties kan oproepen, omdat een paar mensen eens iets aardigs in de reacties hebben achtergelaten. Wat ik vergat, is dat emoties meestal een onverwacht bijproduct waren van een verhaal over iets anders. Fantaseren en vergeten zijn twee woorden voor hetzelfde.

Ik trok mijn glanzende schoenen aan en ging achter de computer zitten. Mijn getuige merkte op dat ik mooi op tijd was. Ik zei dat we pas over twintig minuten in het stadhuis hoefden te zijn.

Ik liep nog eens door het stukje heen. Het zat me niet helemaal lekker. Vooral het slot miste iets. Een snik of een opwellende traan. De getuige zei dat we nu toch echt moesten gaan. Zijn auto stond voor. Ik zei dat hij even stil moest zijn, omdat ik me moest concentreren.

Meer dan wat woorden schuiven zat er niet in. Ik stuurde de tekst naar de printer en trok mijn colbert aan. De VIHB was al klaar. Haar tekst had ze ?s ochtends vroeg geprint. Ze had aangekondigd dat het een serieus verhaal zou worden ? omdat ze nou eenmaal serieus is. Zoals zij het uitspreekt klinkt het als een tekortkoming.

We stapten in de auto, een kwartier voordat de plechtigheid zou starten. Het is maar een klein eindje naar het stadhuis ? op de fiets, tenminste. Met de auto was het dankzij twee verkeersovertredingen ook een klein eindje. Bleek. De getuige bleef rustig, voor zijn doen.

Om vijf voor twee kwamen we het stadhuis binnen. Naast de ingang stond een Aziatische familie romantische trouwportretten te maken. De fotograaf had speciale doeken meegenomen waarvoor mensen moesten poseren.

Een handvol mensen stond bij de trap. Ik vroeg me af of ik iedereen moest groeten, maar besloot te glimlachen en af en toe hallo te zeggen. Mijn maag meldde dat er inmiddels sprake was van nervositeit. Halverwege de trap wilde ik iets tegen de VIHB zeggen, maar die bleek nog aan het begin van de trap te zijn. Ik liep weer terug naar beneden en verontschuldigde me. Langzaam schreden wij naar boven.

(Morgen verder.)

Ze zei ja

En ik ook.
Toen fluisterde ze: ?Welke hand was het ook alweer??
?Euh,? zei ik.

Mams had vantevoren uitgelegd dat het rechts was, omdat het in de kerk links was. Of andersom.
?Euh. Rechts,? zei ik.

[[popup:IMG_6809.jpg:(thumbnail)::center:0]]