Meanwhile, on the cliff

Wat komt er na een cliff-hanger?
De ontknoping, is het enige antwoord dat me te binnen schiet, maar dat is een andere metafoor.
Hoe dan ook, er arriveerde allerlei mails die vroegen naar de afloop van onderstaand stukje.
Ook van vrienden die ontstemd waren dat ze dit via het weblog moesten vernemen.
Mijn excuses – had ik niet goed over nagedacht.
Aan de andere kant: Het stukje vertelt beter wat er gebeurd is dan ikzelf blijk te kunnen.
In die zin voelt het zelfs persoonlijker.

Laat ik alvast dit zeggen: het loopt onwaarschijnlijk goed af.
Gelukkig, inderdaad.
Het vervolg is nu niet meer spannend.
Maar dat zijn weblogs zelden, dus daar bent u aan gewend.

Zoals gezegd: morgen verder.

Kruising

Zuid-Frankrijk, een drukke kruising.
Ik ben aan het rennen over het asfalt, weg van de auto met mijn vrouw en mijn huilende dochter.
Hun bestaan ben ik even kwijt.
In mijn hoofd gebeurt verdomd weinig.
Geen doel, geen idee.
Een rennende automaat.
Ik voel de cadans van mijn voeten op het wegdek. Regelmatig en met een mooie afwikkeling van hak naar teen.
In de verte ligt een platgedrukte, goudkleurige auto dwars op de weg.
Die schijn ik geraakt te hebben.
Zei mijn vrouw.
Of nee, ze zei: ‘Hij gaat over de kop!’
Ik wist niet waar ze het over had.
Ik had wel een klap geregistreerd en was nog bezig de verbazing daarover te verwerken.
Een ontspannen soort verbazing. Zoals tijdens een trage voetbalwedstrijd waarin ineens een doelpunt valt en je denkt, huh, hoe ging die er nou in?
Ik stapte uit en keek in de richting waarin zij keek, meer als ramptoerist dan als betrokkene.
In de verte lag een platgedrukte, goudkleurige auto dwars op de weg.
Die auto had ik nog nooit eerder gezien.
Ik begon te rennen.
Na een paar passen deed ik mijn zonnebril af.
Een paar passen daarna drong een vaag besef tot me door dat er iets heel erg mis was.
Ik liet de zonnebril vallen.
Als in een slechte film.
Mijn blik is gefixeerd op een platgedrukte goudkleurige auto. Minivan.
Die ik geraakt schijn te hebben.
De weg naar de auto is bezaaid met spullen.
Kinderzitjes, onder andere.
De auto heeft als een centrifuge alle losse spullen er uit geslingerd.
Ik nader de auto.
Er dringt een vage notie van dood en bloed tot me door.
Een abstractie, maar concreet genoeg om bang van te worden.
Ik word bang.

(Morgen verder.)

Nog handelen

We gaan morgen op vakantie.
De VIHB zei vorige week dat ze de lijst voor de vakantie in een Access database had gezet. Ze had eerder een lange papieren lijst gemaakt met zaken die nog gedaan moesten worden en zaken die ingepakt moet worden.
Ik lachte naar mijn echtgenote en zei dat het mooi was dat het nu in een database stond.
‘Handig, hè?’
‘Ja, handig.’
Ze wachtte even en zei toen dat ze een enthousiastere reactie had verwacht. Ik had immers ook het Outlook ingevoerd als systeem voor de gezinslogistiek.
Ik zei dat een elektronische lijst me handig leek, maar dat de papieren versie eigenlijk ook prima bruikbaar was.
De VIHB beweerde dat een database veel leuker was.
Ik zei dat zij degene was met een database-fetish, niet ik.
Ze keek beteuterd.
Maar, zei ik snel, ik heb wel een fetish voor mensen met een database-fetish.
Hm, zei de VIHB.

Een uurtje later gingen we eten.
De VIHB zette haar laptop op de gedekte tafel.
Niet naast haar bord, maar naast het mijne.
Ik kreeg een demonstratie.
De schellen vielen van mijn ogen.
Hoe had ik ooit kunnen denken dat een papieren lijst ook voldoende was.
Er stonden 144 records in de database, met zeven velden elk.
Pull down menu presenteerden voorgeprogrammeerde opties. Zoals:
-nog kopen
-nog handelen
-in huis
-ingepakt
Er waren voorbereide queries. Bijvoorbeeld: nog handelen + nog kopen + verantwoordelijk:Mies + onmisbaar.
Het veld 'onmisbaar' (false/true) is toegevoegd omdat we een wat kleine auto hebben gehuurd.

Stuur me dat lijstje maar even, zei ik.
Ik draai wel even een reportje, zei de VIHB.
In Outlook ontving ik een fraai reportje.

Ik zei dat het prachtig was.
Dat dacht ik ook, zei de VIHB.

Afijn, we gaan dus met vakantie.
Met tent en mud aardappelen.
O, en mijn laptop.
Ik ga proberen mijn, kuch, boek af te schrijven.
Op dit moment is de inhoudsopgave:

I. Schaduwprijs
II. Likken aan een batterij
III. Verdedigingsfoutje
IV. Succesvol incompleet
V. Evolutionaire voordelen
VI. De verkeerde natuur
VII. Probleemeigenaren
VIII. Zero tolerance
IX. Institutioneel schroot
X. Intensive care unit
XI. Onttovering
XII. Niet dood zijn duurt praktisch gezien een paar minuten
XIII. Rommelen in de marge
XIV. Een hamer van beetjes goede wil
XV. Weer Rorschach

Daar moeten nog een stuk of 10 van die informatieloze titeltjes bij, schat ik zo.

Sammenvattend: Tot 17 juli geen nieuws alhier. Vanaf morgen gaan de commentaren uit, wegens spam. Ik spreek u later.

Homobladen (slot)

De hoogleraar die van Formule 1 houdt vertelt over hoe hij de Board of Directors van Virgin Air mee had genomen naar de pits. De directeuren kregen training in de taken van de pitcrew en deden toen een wedstrijd om de snelste pitstop. Ze streden tegen een team van vrouwelijke directeuren van een ander bedrijf dat er toevallig ook was. De vrouwen wonnen.
Ik stel een vraag en de hoogleraar houdt een lange verhandeling over de Ferrari-hegemonie. Die ontstond doordat Ferrari haar eigen motoren minder belangrijk was gaan vinden.
Mooi.
Maar ik moet iets met voetbal hebben. Een detail dat ik nog niet ken. Een tactische observatie. Desnoods blessurenieuws.

Ik vraag nog eens of ze het WK dus echt niet volgen.
Het stellen van controlevragen is een belangrijke vaardigheid van sociale wetenschappers.
Dan arriveert de derde hoogleraar.
Hij houdt wel van voetbal, zegt de hoogleraar die van Formule 1 houdt.
De derde hoogleraar glimlacht naar me.
Gelukkig, zeg ik.

We lopen naar de vergaderruimte.
Ik stel de derde hoogleraar allerlei vragen.
Hij antwoordt beleefd.
Hoe schat hij de kansen in?
Nou, als ze goed spelen, maken ze best kans.
Aha.
Misschien moet ik wat gerichter vragen.
Als we in de vergaderruimte plaatsnemen zeg ik dat Nederland vrij snel kruist met Engeland.
O ja? antwoord de hoogleraar. Hij ordent zijn papieren.
In de tweede of derde ronde, zeg ik.
De hoogleraar knikt.
Wacht, zeg ik, ik kijk het even na.

Ik sta op, loop naar mijn tas en trek er een printje uit met daarop de groepsindeling en het speelschema.
O my God, zegt de hoogleraar die van Formule 1 houdt.
Die mensen kijken geschokt naar mij en het speelschema.
De derde ronde, zeg ik.
Maar ik ben de enige die dat relevante informatie vind.

Na een lange vergadering zet de chauffeur me af bij de vertrekhal.
Ik ben te vroeg en loop naar de kiosk.
Een wand met tientallen tijdschriften belooft ontspanning.
Ik zoek de afdeling met voetbaltijdschriften, maar die zie ik nergens.
Veel bladen over lippenstift, haarvitalisering en relatiesjit.
En popmuziek.
En dan, op een lage plank, vind ik het enige voetbaltijdschrift.
Dat kan niet. Ik controleer nog een keer de hele wand.
Eén voetbaltijdschrift.
Ik pak het uit het rek.
Ernaast staan drie homobladen.
Dat dan weer wel.

Homobladen

Donderdagochtend, Luton airport. De chauffeur die me komt ophalen heeft een vriendelijk gezicht en het gebit van een recent gestopte roker. We lopen naar de auto. Op de voorportieren staat het logo van de universiteit waar we heen gaan.

Zodra we op de snelweg zitten begin ik over het WK. Ik klamp iedereen aan om over voetbal te praten. De oefenwedstrijden zijn al dagen voorbij en het toernooi is nog niet begonnen. De spanning kan nergens heen. Het voelt als seksuele opwinding, maar dan zonder de mogelijkheid tot masturbatie.

Ik interview de man over het Engelse elftal. Of Ferdinand niet te grillig is voor centraal achterin. Dat het middenveld grote namen bevat. Waarom er voorin iemand staat die Crouch heet. O ja, Crouch, zegt de man. Hij weet niet van welke club Crouch is.

Op de snelweg passeren auto’s met Engelse vlaggetjes. De man zegt dat hij zijn vlaggetje bewaart voor als Engeland moet spelen. Anders is ‘ie al helemaal stuk van het rijden op de snelweg.

Ik vraag hem welke groepswedstrijd hij het meeste vreest. Mijn voetbalopwinding is sterk gedreven door angst. Angst kent evenmin de mogelijkheid tot masturbatie.
De man vraagt me wie er ook alweer bij Engeland in de groep zitten.
Ik beantwoord zijn vraag en verander het onderwerp naar het tolsysteem van Londen.

Op de universiteit zitten twee professoren in de lederen banken van een koffiehoek op me te wachten. Ik begroet ze en neem plaats. Er is nog iemand onderweg op wie we moeten wachten.

Ik begin over het WK.
Ik hou meer van Formule 1, zegt de ene hoogleraar.
Ik haat voetbal, zegt de andere hoogleraar.

(Morgen verder.)

Knippen en plakken

Er arriveerde een mailtje met een verzoek. Of preciezer: een uitnodiging – maar het voelde hetzelfde.
Ik besloot vriendelijk maar beslist te weigeren.
Dat voelde goed. Ik verkeer in een fase waarin ik meer voldoening haal uit de dingen die ik niet doe.
Daarna besloot ik dat ik nu even geen zin had om terug te mailen.
In zekere zin was ik altijd al goed in dingen niet doen. Alleen heette het vroeger procrastinatie en ging het gepaard met schuldgevoelens.

Die schuldgevoelens ben ik inmiddels kwijt.
Ik mis ze.
Schuldig voelen betekent dat ik iets beters van mezelf verwachtte. Of in ieder geval op iets beters hoopte.
Blijkbaar verwacht of hoop ik dat niet meer.
Dat heet dan berusting.
In literatuurrecensies wordt vaak met sympathie gesproken over romanpersonages die in iets berusten, alsof dat een prestatie is.
Dat zegt wellicht iets over de fase waarin de recensent verkeert.
Persoonlijk heb ik meer bewondering voor stug volgehouden ontkenning dan voor berusting.

Afijn.
Ik beantwoordde het mailtje niet meteen.
Toen bedacht ik dat ik lang geleden eens iets geschreven had dat min of meer aan het verzoek voldeed.
Ik beantwoordde het mailtje en zei dat ik de uitnodiging graag aannam – en knipte en plakte mijn eerdere tekst in het mailtje.
Mijn werk als wetenschapper bestaat ook steeds meer uit het knippen en plakken uit eerdere teksten. Soms denk ik dat ik de komende dertig jaar het werk van de afgelopen tien jaar blijf knippen en plakken. Daar voel ik me steeds minder schuldig over. Helaas.

Hoe dan ook, de uitnodiging was van mevrouw Mis, oudgediende onder de lezers van Bijzinnenpuntcom. Zij heeft met enkele collega’s het plan opgevat om honderd mensen te laten schrijven aan hetzelfde verhaal. Ze had gevraagd of ik het openingsstuk wilde schrijven. Dat is inmiddels geknipt en geplakt op dit adres. Vervolgafleveringen kunt u, als ik het goed begrepen heb, alhier indienen.