Ik heb vandaag alleen twee crackers gegeten. Niet dat ik er op let, hoor.
(Meisje tegen haar moeder in de rij bij de kassa van het Kruidvat, 17:55u., Den Haag)
Ik heb vandaag alleen twee crackers gegeten. Niet dat ik er op let, hoor.
(Meisje tegen haar moeder in de rij bij de kassa van het Kruidvat, 17:55u., Den Haag)
Richard geeft deze week zijn hele boek weg aan tweehonderd weblogs. Volgens de inzichten van de langestaarteconomie zou dat ook nog goed moeten zijn voor de verkoop van het boek. Mooie uitvinding, de economie.
Onderbroek vergeten
We zijn kampioen. We drinken bier onder de douche en we zingen liederen waarvan elk woord la is. Ik zing mee. In Afrika zingen teams liederen voor de wedstrijd, liederen om moed te verkrijgen, hulp van bovenaf. Bij Rap zingen we nu voor het eerst.
De meeste jongens zijn dronken. Ik drink niet, maar ik ben blij voor de anderen. Ik droog me af met mijn shirt, de gladde stof neemt het water slecht op. Vanochtend heb ik niet goed opgelet. Ik heb geen handdoek in mijn tas gestopt en geen schone onderbroek. De slip die ik tijdens de wedstrijd aanhad is nat en vies. Ik stop hem in mijn tas en schiet mijn trainingsbroek aan. Beest maakt een grap als hij ziet dat ik geen onderbroek aantrek. Ik hoef het niet te begrijpen om me te schamen.
De kampioenswedstrijd was nooit een wedstrijd. We stonden na een kwartier met twee-nul voor. Een droge schuiver van Beest en een volley van mij op een voorzet van Pino. Schellingwoude deed verder weinig. Het leek alsof ze begrepen dat het beste wat ze konden bereiken het verstoren van een feestje was.
Het is twee-nul gebleven en voor een keer veinst Arie geen boosheid omdat ik geen vier goals gemaakt heb. Ik heb in dertien wedstrijden zesendertig keer gescoord, net geen drie per wedstrijd.
We hebben nog vijf wedstrijden te spelen, we zijn de eerste kampioen van Nederland.
Brekke laat me de krant zien, een krant met veel kleuren. 'Hier,' zegt hij. 'Wij, Rap, kampioen,' en hij wijst de plek aan waar morgen een verhaal over ons kampioenschap zal staan. Ik vraag me af of ze bij Ajax de krant lezen. De eerste kampioen, dat moet iets betekenen. Dan willen ze toch weten aan wie het succes te danken is.
Leolo zou komen maar ik heb hem nog niet gezien. Ik heb hem al weken niet persoonlijk gesproken, maar ik heb een boodschap achtergelaten bij de dame die de telefoon opneemt. Dat we kampioen worden, dat hij er moet zijn, dat we nu over het volgende seizoen moeten praten.
Ik ben voor mijn gevoel klaar bij Rap. Ik zal nog een paar wedstrijden spelen, maar dat is het. Ik heb mijn plicht gedaan. Leolo heeft gezegd dat ik Rap ook niet zomaar kon verlaten, dat ik niet ondankbaar kon zijn, en daar heeft hij gelijk in. Ik ben niet ondankbaar, maar nu ben ik klaar en kan ik weg.
Mijn ouders en ik waren klaar met eten.
En ook met praten.
Ik had van de VIHB instructies gekregen dat ik moest doorvragen over enkele medische kwesties die mijn moeder aan het lijf heeft. De VIHB kon er zelf niet bij zijn. Ik had beloofd door te vragen. Ik kan heel goed doorvragen, dat is mijn vak.
Na een kwartiertje wist ik niks meer te vragen.
Ik blijk mijn ouders niet te kunnen interviewen.
En mijn ouders blijken heel goed hermetische antwoorden te kunnen geven.
Niet omdat ze niet willen praten, maar omdat er niet zoveel te zeggen is.
Meest gebruikte frase: ‘Dus ja.’
‘Dus ja’ betekent: Klaar. Verder niets over te melden. Einde verhaal.
Waarbij het verhaal uit twee, drie zinnen bestaat.
Als mijn moeder ‘dus ja’ gezegd heeft, kijkt ze vaak even opzij, weg van degene die haar interviewt. Soms maakt ze een zuigend geluid met de tong tegen haar tanden. Een soort interpunctie op weg naar het volgende verhaal.
In een kwartier ben je dan wel door de verhalen heen.
Door mijn moeder ga je je afvragen hoe schrijvers ooit op het absurde idee zijn gekomen dat we een heel boek nodig hadden om een verhaal te vertellen.
We stonden op van de eettafel.
Ik vroeg of mijn ouders televisie wilde kijken.
Dat wilden ze wel.
Televisie kijken betekent computerscherm kijken, want dat is het enige scherm in de woonkamer.
Ik stopte de coaxkabel in het televisiekaartje, startte het televisieprogrammaatje op en vroeg welk kanaal ik op moest zetten.
Is er voetbal? vroeg mijn vader.
Nee, er was geen voetbal.
Welk kanaal zal ik dan opzetten?
Gewoon.
Oké.
Gewoon was deze keer Nederland 3.
Na het journaal volgde een documentaire over Metallica.
Beukende heavy metal vulde de woonkamer.
Mijn computer heeft geen afstandsbediening, dus er werd niet gezapt.
Ik wachtte even tot een van mijn ouders zou vragen of er niet iets anders op was.
De vraag bleef uit.
Anderhalf uur lang keken we naar de herrie die uiteindelijk de cd St. Anger op zou leveren – zelfs naar de maatstaven van de heavy metal een luidruchtige verzameling liedjes.
De herrie werd afgewisseld met therapeutische gesprekken tussen de bandleden.
De band stond op het punt van uiteenvallen.
Een van de leden vertelde dat hij heel graag heel hard Fuck wilde roepen.
De tweede zei dat hij vooral een heel leeg gevoel had als hij aan de band dacht.
De begeleidende psychotherapeut vroeg dan vervolgens wat het derde bandlid daar van dacht.
Verderop in de documentaire zeiden de bandleden dat ze niet zonder de therapeut verder durfden.
Na anderhalf uur vroeg mijn vader hoe lang dit nog duurde.
Ik wist het niet.
Ik zei dat ik wel een andere zender op kon zetten.
Nee, dat was het niet.
Mijn vader wilde gaan slapen.
Hij stond op.
Mijn moeder stond niet op, ze kwam overeind – dat is wegens de medische kwesties.
Net voor ze de woonkamer verlieten, wierp mijn moeder nog een blik op Metallica.
Blijven ze bij elkaar? vroeg ze.
Er werd ergens gehandbald. De stem van de radioverslaggever klonk ingeblikt vanwege de telefoonverbinding, maar je hoorde nog steeds de akoestiek van een gemeentelijke sporthal. Er is geen enkele ruimte die klinkt als een gemeentelijke sporthal. Ik kon bijna de kleedlokalen ruiken – en de kunststoffen vloer en het hout van de rekstokken en de asbakken in de kantine waar niet gerookt mag worden, maar het toch gebeurt, aan het uiteinde van de bar.
Groningen werd weggevaagd, zei de verslaggever. En toen zei hij: ‘Groningen moet in de tweede helft uit een ander vaatje gaan tappen. Het is een cliché, maar het is wel waar.’
Die laatste zin kaatste een paar keer door mijn hoofd. Een cliché over een cliché – een metacliché. Vreemd dat me die nog niet eerder waren opgevallen. Ik probeerde nog een ander voorbeeld te verzinnen, maar het lukte niet. Misschien is er alleen behoefte aan die ene.
Ik was nog niet helemaal klaar met Peter. Hij meende dat ik niet tegelijk elitair en anoniem kon zijn.
Vorige week leek dat mij de moeite waard om op te reageren.
Dat vind ik nu ook verrassend klinken, ja.
Enfin.
Ik bedacht dat ik daar allang iets over geschreven had. Over hoe ik als aspirant-lid van de elite telefoneerde met een meneer die aanzienlijk eliteriger was.
Verder vond Peter dit weblog een argument tegen mijn anonimiteit. Geloof ik. Zeker weten doe je het niet met Peter.
Hoe dan ook, inmiddels weten we zeker: een weblog is de meest effectieve vorm van anonimiteit.
Er worden er 12344567456 per minuut begonnen – pin me even niet vast op het precieze nummer. Er zijn meer weblogs dan atomen in het universum.
Zodra je een weblog begint komt iemand in een overall langs om de laatste restjes van wat je ooit je persoonlijkheid noemde veilig af te voeren in een stralingsvrije container. In plaats daarvan abonneer je jezelf op een honderd procent onderhoudsvrije collectieve identiteit die bestaat uit rondzingende meningen, herkenbare emoties en ongevaarlijke zelfinzichten.
Anonimiteit was nog nooit zo onderhoudend.
En toen, aan het einde van Peters laatste openbaring, viel ook nog dat andere woord: integriteit.
Tja.
Ik word daar wat onrustig van.
Net als van die andere term: authenticiteit.
Het lukt ons niet eens om vast te stellen of schilderijen van Rembrandt authentiek zijn. Hoe dat dan moet met personen, is me nooit duidelijk geworden. Misschien dat anderen het wel weten. Maar bij de term authentiek moet ik altijd denken aan zelfgekleide asbakken.
Voor mijn leven zijn dit soort termen net zo relevant als de uitdrukkingen ‘Ik voel het nou eenmaal zo,’ ‘Rechtsdraaiend melkzuur’ en ‘Baan om de zon.’
Het was bijna acht uur. Ik vroeg me af of ik de twee pitten moest uitzetten om te gedenken. Ik probeerde in te schatten hoe oneerbiedig pruttelende pannen waren voor de overledenen. Toen realiseerde ik me dat de elektrische kookpitten minimaal twee minuten heet blijven na uitschakeling. Het leek mij dat de doden daar begrip voor hadden.
Ik stopte met het snijden van de courgette en luisterde naar de trompet die the last post speelde. Ik ging even op de bank zitten.
Vorig jaar zat ik om tijdens dodenherdenking in een trein tussen Tilburg en Eindhoven. De trein remde en stond precies om acht uur stil. De volgende twee minuten keek ik naar twee mensen op een parkeerplaats. Ze stonden met de handen in de zij naast hun auto. Hun ogen gingen heen en weer tussen de geopende kofferbak en een reusachtige zak compost die ze zojuist in het tuincentrum naast het spoor hadden gekocht.
Het is mooi dat het vrede is.
Maar af en toe een beetje oorlog doet je beseffen dat compost geen vanzelfsprekende zegening is.
Na twee minuten ging de trein weer rijden.
De zak paste nog steeds niet in de kofferbak.
Dit jaar stond ik na twee minuten op van de bank en liep terug naar de courgette.
Ik zou zweren dat ik licht ontroerd was.